171
11 FEBRUARI 1971
Ik durf op dit moment geen uitspraak te doen over wel of niet
storten in Oosterhout, maar wel verbaas ik mij over de uitspraak
van de wethouder: "Wij blijven in Bavel, gezien de mening van
de afdeling voor het vervoerbedrijf over deze zaak. Voor een defi
nitief oordeel moet ik toch wel iets meer weten, eventueel wil ik
een en ander gezien hebben. De methode van een tussenoplossing
zal doelmatig moeten zijn en de toets van de kritiek, zeker op het
terrein van de luchtverontreiniging, moeten kunnen doorstaan.
Tenslotte kan ik zeggen dat wij akkoord gaan met het voorstel
tot verhoging van de tarieven voor de huisvuilophaaldienst.
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering.
Hierna wordt gedurende enkele ogenblikken gepauzeerd,
De VOORZITTER: De vergadering is heropend.
De heer SANDBERG: In de eerste plaats wil ik een opmerking
maken waarvan ik geen gewoonte wil maken, maar die ik nu toch
graag naar voren wil brengen. In de korte periode dat ik nu raads
lid ben en als raadslid deel uitmaak van de afdeling voor vervoer,
heb ik de indruk gekregen dat deze dienst bepaald niet de slechtste
is. Over de vraag welke dat dan wel is zal ik mij nu maar niet
uitlaten.
In de rapporten over de vuilverwerking en in de rondleiding die
wij als raadsleden nog niet zo lang geleden hebben meegemaakt is mij
duidelijk geworden dat daar mensen werken die hun vak verstaan. De
bijdrage die dit bedrijf bijvoorbeeld levert ik noem maar een
onderwerp aan het zo schoon mogelijk houden van onze stad steekt
maar al te vaak scherp af tegen de grenzeloze slordigheid van non
chalance waarmee veel van onze burgers hun stad, die zo mooi kan
zijn, bevuilen en ontsieren en dan spreek ik in dat verband nog niet
eens over de vaak ten hemel schreiende toestand in de streek rond
om onze stad. Ik heb bewondering voor het enthousiasme waarmee
deze dienst steeds weer met alle beschikbare middelen stelselmatig
ten strijde trekt tegen dit euvel.
Wanneer ik het over dit euvel heb ontkom ik er niet aan iets
te zeggen over de vuilstortplaats in Bavel. Het woord "troep" mag
ik welhaast een verzachtende term noemen voor de stinkende en on
hygiënische geschiedenis die zich daar afspeelt. Ik vind het gewoon
een onhoudbare toestand. Na bestudering van alle beschikbare stuk
ken die aan de vorige raad ter beschikking zijn gesteld en die ook
wij in onze raadsafdeling hebben ontvangen, is er voor mij in feite
slechts een conclusie mogelijk, namelijk dat wij eraf moeten. Wat
voor juridische voetangels en klemmen daaraan verbonden zijn kan
ik natuurlijk moeilijk beoordelen, maar het lijkt mij toch wel wen
selijk dat wij uit deze situatie komen. Als ik het goed lees begrijp
ik uit de antwoorden op de vragen 105 e. v. dat het college er eigen
lijk ook wel zo over denkt, maar dat het zelf ook niet weet hoe het
zou moeten. Aangezien deze toestand een regelrechte aanklacht is
tegen de huidige technische ontwikkeling en technologische moge
lijkheden zou ik op spoed willen aandringen. Dat woord "spoed"
moet men dan niet vertalen als overhaast kiezen voor een breed
opgezet plan met misschien wel superregionaal toezicht -- al mag
dat er natuurlijk best komen, volgens mij moet dat zelfs maar