1748
27 DECEMBER 1971
beantwoording van de heer Kroon kom ik hierop nog terug. Wat is er
nu echter aan de hand? Ik ben het met iedereen eens die zegt dat de
gehele financieringssituatie van Breda een moeilijke zaak is. Ik ge
loof dat ik in dit opzicht de beantwoording beter aan mijn collega
Broeders zou kunnen overlaten, maar ik weet dat ik nu in zijn geest
spreek. Er is sprake van een typische situatie. Wij hebben nl. op het
ogenblik zoveel projecten, waaraan wij voorrang willen verlenen, maar
waarvoor de financieringsmiddelen niet beschikbaar komen. Nu prijkt
plotseling een brug, die pas in 1975/76 zou moeten worden aangelegd,
op de raadsagenda voor een fiat van de raad. Mevrouw Van Nes heeft
gezegd dat haar fractie de districtsinspecteur van de D.A.C.W. heeft
opgebeld; ik ben geneigd hieraan enigszins te twijfelen. Ik denk dat
er gepraat is met de districtsinspectie van de D.A.C.W. Ik heb de
contacten van de laatste tijd zelf ook nog gecheckt. Hoe is nu echter
de situatie Er is gewoon een mogelijkheid vanuit een andere discipli
ne en een ander departement bepaalde werken in bepaalde regio's ver
sneld te doen uitvoeren. Men vraagt dan niet wat wij bovenaan het fi
nancieringsschema hebben staan en wat bovenaan de urgentielijst, maar
er zijn dan duidelijk andere zaken in het geding. De heer Spanjer heeft
gevraagd naar de criteria bij de keuze van het project. Alvorens over
de brug te spreken geloof ik dat wij eerst de criteria onder ogen moeten
nemen. Deze zijn de volgende:
1) Wat is in Nederland de grootte van het te verdelen bedrag binnen de
pot van de D. A. C. W. Die pot is een x miljoen gulden groot en be
draagt voor 1972 voor Noord-Brabant 3^ miljoen gulden.
2) Via statistische gegevens wordt nagegaan hoe groot het aantal werk
lozen is in de civieltechnische en bouwkundige sector.
Dit als antwoord op een vraag van de heer Spanjer.
3) De kosten van het project, dat t. z.t. zal worden uitgekozen.
4) Het aanbestedingsgereed zijn van het project. Het zal duidelijk zijn
dat alle onderdelen en randverschijnselen met betrekking tot het
Hoogspoor aanbestedingsgereed zijn. Men weet wat er moet komen
en ook hierop zal ik straks nader ingaan wanneer wij over de brug
zelf spreken.
De procedure is dan als volgt: Niet de D.A.C.W.maar de provinciale
commissie voor de werkgelegenheid in Den Haag, dus niet in Brabant,
bepaalt welke greep uit die onbestemde pot wordt gedaan. Ik geloof
dat hierin het misverstand zou kunnen zitten. Breda noch de provincie
Noord-Brabant hebben daarmede in eerste instantie iets te maken; dat
wordt gewoon in Den Haag geregeld. De provinciale commissie voor
de werkgelegenheid kiest waar iets en wat zal worden uitgevoerd. Het
zal duidelijk zijn dat van de zijde van de gemeente Breda getracht
wordt in die sluis naar de D.A.C.W. en de provinciale commissie op
de lange duur zoveel mogelijk projecten te stoppen. Het is mijns inziens ook
duidelijk dat men helaas het criterium aanlegt dat een en ander betrekking
moet hebben op niet-urgente werken. Er vindt een doorkruising plaats van
de bestaande procedure, die een centrale financiering veronderstelt van
uit een bepaald urgentieschema. Het zijn dus zaken, die naast elkaar
lopen. Ik hoop dat wij hierover niet langer behoeven te spreken. Het
is een typisch en misschien zelfs bedroevend verschijnsel, maar ander
zijds kan men zich ook zakelijk opstellen. Moeten wij de kans om de
x tonnen guldens te verkrijgen bij de aanleg van een bepaald werk ge-