1754 27 DECEMBER 1971 voorhanden zijn. Ik wil nog één opmerking maken over het Comité Behoud Binnenstad, De wethouder stelt ter discussie of dit comité nu wel representatief genoemd kan worden. Mijns inziens kan men die vraag ten aanzien van ontzaglijk veel comité's stellen en misschien ook wel ten aanzien van de raad en het college. Ik geloof dan ook niet dat men dit argument mag laten meespelen. Ik ben van mening dat het Comité Behoud Binnenstad gewoon een actief comité is. Men heeft het geloof ik zelfs al betiteld als een comité van waakzaamheid. In ieder geval is er geen ander comité dat ijvert voor het behoud van de binnenstad. Men heeft ook niet van andere zijden geprotesteerd dat dit comité niet representatief is. Mijns inziens moeten wij ons verheu gen over het bestaan van dit comité en al zouden vanavond de activitei - ten van dit comité niet beloond worden, dan zullen zij misschien een volgend keer wel met succes bekroond worden. De heer VAN OS: Ik meen dat de wethouder in zijn antwoord enigs zins tegenstrijdig is geweest. Enerzijds heeft hij verklaard dat door een provinciale commissie voor de werkgelegenheid wordt bepaald welke werken uiteindelijk in D.A.C. W. -verband tot uitvoering zullen wor den gebracht; anderzijds heeft hij gesteld dat Den Haag beslist. Volgens mijn gegevens is er een provinciale commissie voor de arbeidsvoorzie ning, die op een gegeven moment de beschikbare pot verdeelt. Alle gegevens gaan in een computer, die in eerste instantie een aantal wer ken selecteert, waaruit door genoemde commissie dan weer een keus wordt gedaan. Na de tegenstrijdige woorden van de wethouder weet ik eigenlijk niet meer hoe het in elkaar zit. Ik wil dat graag nog even letterlijk van hem horen. De heer VAN DUN: De heer Sandberg maakt niet veel woorden meer vuil aan het stadsschoon; misschien mag ik dan ook heel kort zijn ten aanzien van de beantwoording in tweede instantie. Ik geloof dat de heer Van Os en ik elkaar niet altijd vinden ten aanzien van mis vattingen over notulen, maar ik wil hem graag een en ander verduide lijken. Ik heb gezegd dat de provinciale commissie voor de werkgelegen heid de uiteindelijke keuze bepaalt. Ik heb ook gezegd dat dat in Den Haag gebeurt. De commissie is nl. in Den Haag gevestigd; een tegen strijdigheid zit er dus niet in deze beide opmerkingen. De heer Von Schmid heeft wat moeite met mijn uitspraak over de singels. Mevrouw Van Nes zal het op voorhand niet met mij eens zijn, maar mijns inziens staan wij op dit moment al voor een keuze. Wanneer wij als uitgangspunt nemen niet het Hoogspoor, maar de ge hele verkeersgeleiding rond Breda, inclusief het plaatselijk verkeer, en de functie van de singels daarbij in het oog houden, dan zullen wij moeten aannemen dat de verkeersintensiteit in de komende tien jaar verdubbeld zal worden. Ik heb mij gebaseerd op mij bekende gegevens uit het verkeers- en vervoersplan, dat de raad nog zal worden aange boden en misschien is het tegenover de heer Von Schmid wat onspor tief om in dit debat van deze gegevens gebruik te maken. In ieder ge val betekent een en ander dat op de singels een vrij grote druk zal wor den uitgeoefend. Zijdelings wil ik nog even opmerken dat bij de ver- keersmetingen ook gebruik gemaakt wordt van een computer. Ten aan zien van de bijzonder smalle Delpratsingel kunnen wij uitgaan van drie alternatieven: het dempen van de singel; het slopen van de bebouwing aan de singel; de bouw van de Kennedybrug. In deze situatie kiezen wij uiteraard voor de bouw van de Kennedybrug; ik weet niet hoe het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1754