186 11 FEBRUARI 1971 om te zien of er in dezen mogelijkheden zijn. Met mevrouw van Nes over deze zaken te spreken vind ik erg moeilijk, omdat zij deskundiger is dan wie ook achter of naast deze tafe 1. De VOORZITTER: Nou, nou! Wethouder VAN DUN: ...zij het onder protest van uzelf, mijnheer de voorzitter. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Wij hebben misschien geen van tweeën veel ervaring! De VOORZITTER: Dat is het! Wethouder VAN DUN: Mijn excuses aan mevrouw van Nes dat ik haar heb overschat en aan de voorzitter dat ik hem heb onder schat! Mevrouw van Nes vraagt zeer terecht aandacht voor de plant soenendienst en constateert dat deze dienst zowel ruimtelijk als wat het personeel betreft uit zijn jasje is gegroeid. Zij maakt zich zorgen over de nieuwe ontwikkeling van Breda, waarbij zij de Haagse Beemden noemt, en vraagt zich af hoe dat straks nu moet. Ik stel vast dat er een organisatieonderzoek gaande is bij de dienst beplantingen, waarvan ook de normering ten aanzien van de verhouding tussen de personeelssterkte en het aantal te bewerken hectares een belangrijk onderdeel uitmaakt, juist met het oog op de toekomst. Hoe dat zal uitvallen kan ik op dit moment met geen mogelijkheid zeggen. De suggestie van mevrouw van Nes om werk aan derden uit te besteden is ten dele al een feit. Het is duidelijk het streven van de dienst. Er zijn al contacten met projecten van de sociale werkvoorziening, om ook in die richting werk aan derden uit te besteden. Ik meen dat, wanneer zich personeelsgebrek mocht voordoen, uitdrukkelijk deze gedragslijn dient te worden gevolgd en dat wij de "knowhow" van de dienst beplantingen moeten be waren voor toezichthoudende functies. Ten aanzien van de kruidentuin stelt mevrouw van Nes dat een man teveel is voor de hoeveelheid werk die er aan is. Ik stel nog maals dat ik daarin niet deskundig ben, maar men heeft mij ver zekerd dat deze ene man juist nodig is op het punt waaraan me vrouw van Nes twijfelt. Niet alleen voor de aanleg en het onderhoud en dergelijke, maar juist in verband met de aanvullende functie van het geven van instructie aan scholen en andere groepen die daar op bezoek komen. Wanneer mevrouw van Nes daar echter aan twijfelt, wil ik haar vraag gaarne in de afdeling en met de dienst beplan tingen in wat ruimere zin bekijken. De heer VAN MERKOM: Ik heb de indruk dat de wethouder de ondertoon van mijn vraag goed begrepen heeft. De VOORZITTER: Dat is dan nogal wat! De heer VAN OS: De wethouder kan de heer van Merkom dan misschien wel erg goed begrepen hebben, maar het moet mij toch van het hart dat de kwestie van die bomen serieus dient te worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 186