187
11 FEBRUARI 1971
benaderd. Ik herinner mij een vergadering van de afdeling voor
ruimtelijke ordening, waarin een aantal bomen bij het winkel
centrum in het Brabantpark doodleuk werd opgeofferd. Daar is toen
door enkele mensen de. aandacht op gevestigd. Mijns inziens is
daar echter niet erg serieus op ingegaan. Ik hoop dat wij in de
toekomst wat zuiniger met onze bomen zullen omspringen en er
wat meer notitie van nemen.
De heer AMERICA; Ik wil nog even ingaan op het antwoord op
vraag 119 waarin het gaat over de beveiliging van de waterpartijen.
Ik had deze vraag eigenlijk op een andere plaats willen stellen
wanneer de aanleg van speeltuinen aan de orde is, maar ik meen
er goed aan te doen er op dit moment even op in te gaan. Ik zou
het college willen vragen of het kan toezeggen dat alsnog op der
gelijke plaatsen beschermde peuterspeelplaatsen worden aangelegd,
dit ter onderscheiding van de grotere speeltuinen. Het gaat mij dus
om bijvoorbeeld een zandbak, waar de peuters onder leiding van een
toezicht houdende moeder kunnen spelen binnen een afscherming.
Zou dit eventueel ook van toepassing kunnen zijn op bestaande
situaties, bijvoorbeeld in Breda-Noord?
Wethouder VAN DUN: Op de opmerking van de heer van Merkom
behoef ik mijns inziens in tweede instantie niet te antwoorden. Wat
de heer van Os betreft het volgende. Ik vind het altijd wat moeilijk
wanneer men, als men duidelijk zegt dat het beleid gericht is op
het behoud van bomen en ander groen, juist getackled wordt op het
punt dat er onlangs een voorstel is gedaan om vijf of zes bomen te
rooien. Ik meen dat de ondertoon van het betoog van de heer van
Merkom, dat door de heer van Os wordt ondersteund, de mogelijk
heid openlaat om daar waar noodzakelijkerwijze gerooid moet worden
-- ik kan echt niet toezeggen dat er niet meer gerooid zal worden --
op andere plaatsen in de omgeving er nieuwe bomen voor in de
plaats komen. Ik meen dat wij hiermee toch zeker recht doen
wedervaren aan het uitgangspunt van deze sprekers.
De heer America heeft het over beschermde peuterspeelplaatsen
in de wijken. Ik meen te mogen zeggen dat het college op het
standpunt staat dat deze waar mogplijk gerealiseerd moeten worden,
In de korte tijd echter dat ik mij met deze vraagstukken bezighoud
zit ik met de moeilijkheid dat waar enerzijds door ouders met jonge
kinderen wordt gevraagd om peuterspeelplaatsen, tegelijkertijd uit de
zelfde buurt agitatie komt van omwonenden die daar groot bezwaar
tegen maken. Ik wil de heer America hiermee maar duidelijk maken
dat het dus niet mogelijk is zonder meer te zeggen dat ze er komen.
Wij moeten namelijk met alle belangen rekening houden. Ik onder
schrijf echter zijn mening dat waar mogelijk op plaatsen dat wij
zo weinig mogelijk kritiek mogen verwachten van anders samen
gestelde gezinnen, beschermde peuterspeelplaatsen dienen te wor
den aangelegd.
De begroting van beplantingen wordt hierna zonder hoofdelijke
stemming ongewijzigd vastgesteld, terwijl het voorstel tot eerste
wijziging van deze begroting met algemene stemmen wordt
aangenomen.