189
11 FEBRUARI 1971
De heer JANSEN: Een kleine limerick vooraf als voorwoord:
Hoewel dit hoofdstuk van jeugd, sport en recreatie
mij hopelijk niet brengt in een degradatie,
ik doel hierbij op de renners Merkx en Jansen,
die in de Stem nogal ruzieachtig in de kolommetjes schijnen
te moeten dansen.
In werkelijkheid mogen wij elkaar wel, zo zou ik willen stellen,
daarom zou ik tot besluit over dit hoofdstuk nog wat vragen wil
len stellen.
Ik wil vooropstellen dat het voor ons als nieuwe raadsleden niet
meevalt bij deze voor ons eerste begroting op- of aanmerkingen
te maken, dan wel kritiek in opbouwende zin te leveren. Tevens
wil ik vooropstellen dat ik grote waardering heb voor het vele werk
dat er in Breda op het gebied van jeugd, sport en recreatie wordt
verricht. Wanneer ik desalniettemin een paar kritische geluiden laat
horen, is dat dan ook bedoeld als een bijdrage in positieve zin,
als een vingerwijzing om slagvaardig te blijven en de ontwikke
lingen op dit gebied nauwgezet te blijven volgen.
Het aantal ruimtebiedende gelegenheden, met name gemeen
schapshuizen en hobbyruimten, is in Breda veel te gering om in de
behoeften te voorzien. Als ik nu in de begroting deze post pro me
morie zie staan en ik denk aan de plannen die er op dit gebied
zijn, dan moet ik concluderen dat er veel te weinig rekening wordt
gehouden met een optimale aanpak van dit soort problemen, of het
college zou nog concrete plannen moeten hebben die de verwezenlij
king van dergelijke gelegenheden op korte termijn kunnen waar
borgen.
Ook in de benadering van de werkende jeugd valt een grote
achterstand te constateren. Zeker in deze tijd vormt deze een
aanzienlijke en niet te verwaarlozen groep van de bevolking.
Wordt hieraan voldoende aandacht besteed, in overeenstemming
met de behoefte en belangstelling?
Eerlijk gezegd vind ik de combinatie jeugd, sport en recreatie
een moeilijke combinatie. Immers, wat houdt in dezen het woord
"recreatie" in? Het is een zo veel omvattend begrip, dat je er in
feite alles in zou kunnen onderbrengen. Toch brengt het woord
"recreatie" mij op een vraag. Een grote groep van mensen tussen
de 25 en 40 jaar doet weinig aan sport. Enerzijds omdat er geen
interesse voor bestaat, anderzijds omdat daartoe de tijd of moge
lijkheden ontbreken. Toch heeft met name deze aanzienlijke groep
behoefte aan ontspanning, maar hoe wordt deze zwijgende meerder
heid bij deze zo noodzakelijke ontspanning betrokken?
Dan heb ik nog een vraag over het bedrag dat is gereserveerd
voor alle vormen van sport zonder dat deze de vrijheid van de
verenigingen beperken. Wanneer ik zie dat dit een totaalbedrag
is van ongeveer 200, 000,--, komt mij dit laag voor, temeer
daar ik enkele belangrijke posten zie omschreven met pro memorie.
Is het mogelijk hiervoor, wanneer dit noodzakelijk blijkt, meer
geld uit te trekken, temeer daar in deze tijd het vrijetijdsprobleem
en het conditieprobleem zaken zijn die niet over het hoofd mogen
worden gezien?
Ife