190 11 FEBRUARI 1971 Hierop aansluitend wil ik nog een opmerking maken over een nota uit 1968, die naar ik meen een bijlage was bij een jaarverslag van de gemeentelijke sportstichting. Daarin staat dat de jongeren na hun 17e jaar sterk minderen, zo niet geheel stoppen met de sportbeoefening. Mijn vraag is dan ook wat de gemeente nadien voor maatregelen heeft genomen om dit te vermijden. Ik doel hier bij met name op de vorming van jeugdleiders om in dit vacuüm te voorzien. Ook zijn er in die tijd reeds opmerkingen gemaakt over een aan te leggen crossbaan voor bromfietsen. Ik zou graag willen weten hoever men hiermee is gevorderd. Samenvattend wil ik pleiten voor een goede begeleiding, het beschikbaar stellen van hulpmiddelen en het in voldoende mate garanderen van ruimtelijke en financiële mogelijkheden, ter onder steuning van de inhoudelijke en organisatorische ontwikkeling op het gebied van de directe en indirecte dienstverlening. Mevrouw J3GER-MIDDELBEEK: Ik heb de hele dag nog niets ge zegd en daarom zal ik nu een beetje lang praten. Het zal het college niet zijn ontgaan dat onze fractie zich meer malen heeft uitgesproken tegen de bouw van allerlei zeer kostbare voorzieningen. Zoals ook duidelijk in ons verkiezingsprogramma wordt gezegd zijn wij tegenstanders van statusbouw. Dit geldt in het bijzonder voor de bouw van sportvoorzieningen. Wij hebben het al eerder gesteld en ik herhaal het ook nu weer: wij zijn van mening dat sportlieden niet vragen om prachtige en esthetisch zeer ver antwoorde complexen, maar om ruimten waar zij hun sport goed kunnen bedrijven, waarbij dit alles dan ook nog betaalbaar zal moeten zijn, hetgeen bij de zeer hoge investeringen van dit ogen blik, omdat de exploitatie dan een zeer moeilijke zaak is en blijft. Het is een liberaal principe dat -- het is al eerder gezegd -- dit soort voorzieningen, zoals trouwens ook andere, zoveel mogelijk kost- prijsdekkend zouden moeten zijn. Daarbij wil ik opmerken dat ook eenvoudige bouw zeer wel esthetisch kan zijn. Ik geloof en mijn fractie met mij dat de tijd voorbij is dat men tonnen kan uitgeven voor één clubhuis of miljoenen en miljoenen voor één zwembad, om nog maar niet te spreken van de burger zinlening van 2, 2 miljoen voor de bouw van een kunstijsbaan, waartegen onze fractie grote bezwaren heeft omdat wij niet van de noodzaak van dit project overtuigd zijn. Gedeputeerde staten zijn dat blijkbaar ook niet, want zij geven er geen toestemming voor. Daarbij wil ik niet vergeten de wielerbaan, die niet van de grond is gekomen omdat het particulier initiatief verstek liet gaan, zodat men tot de conclusie zal moeten komen dat er dan ook niet zo verschrikkelijk veel behoefte aan bestaat. Toch heeft de gemeente er nog geld aan verspild. Ook wij van de V. V. D.-fractie waren verheugd -- zoals dat heet met de bouw van een overdekt zwembad in Breaa-Noord, niet het minst omdat dit tweede zwembad was ontworpen in die wijk. Wij keken wel wat aan tegen het grote bedrag, maar, zo werd ons uit drukkelijk verzekerd, dit bedrag was eigenlijk helemaal niet zo hoog, want men had er zelfs nog meer dan 1 miljoen van af kunnen halen, anders zou de prijs nog hoger hebben gelegen. Vanuit de fractie werd opgemerkt dat men de bouw, die zo nodig door een Duitse firma moest geschieden, niet helemaal zag. Van wege het feit echter dat ook onze fractie een tweede overdekt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 190