193 11 FEBRUARI 1971 De heer KRAMER: Allereerst enkele opmerkingen vooraf. Na acht jaar lang algemene beschouwingen te hebben gehouden over jeugd en sport terwijl ik naar links keek, moet ik nu meer naar rechts kijken en spreken tegen een lid van het college op een plaats waar ik acht jaar lang een ander gewend was te zien. Verder is het geluk kig nog geen half een, zoals gebruikelijk wanneer dit onderwerp aan de orde komt. Bij mijn algemene beschouwing over jeugd en sport wil ik ook graag de recreatie betrekken, omdat wanneer ik bijlage 20 beschouw daar ook een groot stuk recreatie in zit. Het is mijns inziens de moeite waard te overwegen dit niet bij hoofdstuk 8, paragraaf 7 te zetten, omdat daar weinig overblijft van de recreatie. Het woord "recreatie" dekt verschillende begrippen die inderdaad nogal eens door elkaar lopen, maar ik meen dat hetgeen ik allemaal uit bij lage 20 haal wel degelijk met recreatie te maken heeft. Wanneer men aan zijn algemene beschouwingen begint vraagt men zich wel eens af waar men aan begint. Wat is er nog mogelijk, wat kan er nog in Breda? Wij gaan naar een vrijetijdsmaatschappij, de bewegingsarmoede wordt steeds sterker en dan blijkt dat er niets kan, want wij zijn ook bezig met een hoogspoorplan. Is dat soms het mid del om tot een nationaal sportbeleid te komen? Ik sta wel achter een nationaal sportbeleid, maar ik zou toch niet graag de gemeenten daarbij uitsluiten. Wij hebben een zwembad waar op een topdag 17. 000 mensen komen en als wij al dergelijke dingen bekijken in het verband van de recreatie is het jammer dat je daar niets aan kunt doen en dat alles gewoon moet blijven liggen omdat de financiën ontbreken. Als het zo doorgaat komen wij straks tot de slotsom dat wij de dienst maar moeten sluiten en dat is natuurlijk ook onmogelijk. Na deze opmerkingen in mineur wil ik toch ook op een iets hoger plan komen. Vraag 135 ging over de verkeerstuin. Het verheugt mij dat deze in het investeringsplan is opgenomen en dat het college de noodzaak daarvan erkent. Ik vind het altijd een beetje griezelig als iets in het investeringsplan wordt opgenomen in het laatste jaar. Het investeringsplan loopt tot 1975 en deze zaak komt daar voor het eerst in 1975 op voor. Ik hoop dat wij in de loop der jaren nog de mogelijkheid zullen vinden om dat te bespoedigen. Als ik een parallel mag trekken met de kinderdierentuin, moet ik zeggen dat de verkeerstuin waardevol is. Daar wordt door iedereen met grote waardering over gesproken. Hetzelfde geldt voor vraag 136, die handelt over de peuter speelzalen. Het antwoord van het college is positief. Ik wil daar bij betrekken vraag 279, waarin wij vragen om een onderzoek naar mensen die zich eenzaam voelen en voor de enkelingen. Dit wordt afgedaan met de opmerking dat er van de kant van maatschappelijk werk nog geen verzoek is gekomen. Ik hoop dat dat verzoek er als nog zal komen, want het blijkt nu dat het sociaal contact dat de moeders hebben via de peuterspeelzalen heel waardevol is, en dat het college bereid zal zijn dit onderzoek toch te laten doorgaan. In vraag 141 hebben wij een vraag gesteld over het gemeenschaps huis Breda-Oost. In een van de wijkblaadjes heb ik rond Sinterklaas gelezen dat op uw verlanglijstje dit gemeenschapshuis op de eerste plaats staat. Nu heb ik in mijn leven wel geleerd dat je met ver langlijstjes voorzichtig moet zijn. Ik zeg niet dat u onvoorzichtig geweest bent, maar ik las toch met genoegen dat dit bovenaan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 193