198
11 FEBRUARI 1971
Baroniese Hengelaars dat ik heb mogen bijwonen duidelijk de be
reidheid van de wethouder ondervonden om het gesprek in goede
banen te leiden en begrip te tonen voor eikaars moeilijkheden.
Die moeilijkheden zijn op dit moment echter nog vele en dat
komt eigenlijk --en dan betrek ik maar meteen in mijn opmer
kingen het antwoord op mijn vragen dat is geformuleerd op 28 januari,
hoewel dat eigenlijk in de volgende raadsvergadering thuis hoort, om
dat dit veel duidelijker is dan het antwoord op vraag 134 in het
vraag- en antwoordboek doordat men er nog niet uit is waar de
sportvisserij in feite thuishoort.
In dat verband zou ik het volgende willen opmerken. Het college
zegt nu dat de hengelsport thuishoort onder de dienst voor jeugd en
sport, de bevissingsrechten vallen echter onder de dienst beplan
tingen. Dan kan ik mij voorstellen dat er zoveel moeilijkheden
komen met het bestuur van een hengelsportvereniging, want daar weet
men gewoon niet meer met wie men moet praten, zoals ik ook be
grijp dat dit intern in de gemeente wel tot diverse communicatie
stoornissen en fricties moet leiden. Immers, wanneer men een hengel
sport-recreatiebeleid gaat uitzetten, ontkomt men er niet aan dat
beleid ook te honoreren met bevissingsrechten. Wanneer er nu twee
instanties naast elkaar werken, waarvan de een het beleid uitzet,
maar de ander ten aanzien van het verlenen van bevissingsrechten
een ander beleid volgt, dan moet dat leiden tot allerlei fricties
en misschien wel frustraties. Het heeft in ieder geval zulke grote
communicatiestoornissen tot gevolg, dat er soms zeven maanden
overheen gaat voordat een vraag van een raadslid wordt beant
woord. Ik zou dus graag van de wethouder -- in dit geval beide
wethouders -- vernemen of de hengelsportrecreatie niet in zijn ge
heel onder de dienst voor jeugd en sport kan worden gebracht, waar
bij het mij en uiteraard ook de buitenwereld koud laat of de dienst
beplantingen daarbij intern adviseert, maar in ieder geval is dan
de communicatie naar buiten eenduidig.
Een ander voorbeeld van hoe moeilijk al die communicatiewegen
met elkaar zijn is vraag 134, die onder meer het subsidiebeleid be
treft. Het antwoord daarop luidt: "De toekenning van subsidie aan
jeugd- en bejaardenleden van de vereniging de Baroniese Hengelaars
zal worden bezien in het kader van het geldende subsidiebeleid.
Wanneer je zo'n antwoord hebt gekregen, neem je dat boek onder
de arm en je huppelt heel blij naar je achterban, in dit geval het
bestuur van de Baroniese Hengelaars, met de mededeling aat het
er misschien wel in zit omdat het zal worden bekeken in het kader
van het geldende subsidiebeleid. Dan raak ik gefrustreerd wanneer
ik tot de ontdekking kom dat het bestuur van de Baroniese Henge
laars op 15 september 1970 een brief heeft gekregen waarin staat
dat het subsidieverzoek is afgewezen, want dan wordt je als raadslid
ui tgelachen. Ik meende echt dat ik met de meest recente informatie,
i. c. dit boek, voldoende gewapend was. Als college en raadsleden
elkaar al op die manier in de wielen rijden, dan moet dat tussen
de ambtenaren van de verschillende diensten natuurlijk ook voor
komen en dat pleit er mijns inziens alleen maar voor het geheel
onder een dienst te brengen.
Mijn laatste opmerking betreft -- wat dat betreft kan ik de woor
den van de heer Kramer alleen maar onderstrepen -- het subsidie
beleid ten aanzien van de Baroniese Hengelaars. Men heeft 1200
jeugd-, bejaarden- en invalide leden en ik vind het bijzonder be-