209 12 FEBRUARI 1971. De heer QUADEKKER: Dat is slordig.' De heer KRAMER: Dat is inderdaad een beetje slordig, maar ik heb het ook niet van de heer Quadekker gehoord. Dat het "Poscunt Concordiam Pulchram" betekent zal toch niet iedereen in Breda we ten. Wat ik echter wel belangrijk vind is dat de vertaling daarvan luidt: een mooi bestaan eist eendracht en dat is mijns inziens bij P.C.P. welaan de orde. De wethouder zegt wel wat er in het verleden is gedaan en wat niet meer kan. Vroeger is een aantal verenigingen gehol pen via de sportstichting met een garantie en nu ineens wordt er gezegd dat dat niet meer kan. Dat is spijtig voor P.C.P. en Fortuna die toeval lig zijn blijven liggen, maar wij doen het niet meer. Ik verwacht nu niet meteen een duidelijke uitspraak van het college, maar ik kom er te zijner tijd beslist op terug, want dit kunnen wij niet nemen, dat is gewoon onbetamelijk. Ik kan u zeggen dat men zelf met een plan op tafel zal komen en dat lijkt mij een mooie aanleiding. Dat plan kost ongeveer 75. 000, waarvan men een behoorlijk deel zelf inbrengt. Ik meen dat wij er goed aan doen er dan nog eens over te praten. Vervolgens het sportvissenjbeleid. Toen de wethouder daarover begon kreeg ik de indruk dat hij er eens recht voor ging zitten om het nu eens flink te zeggen. Daar leek het ook inderdaad wel op, maar als men gaat vissen heeft men een beetje rust nodig, anders bijten ze niet. Laten wij nu eens kijken of het allemaal wel zo flink is als het wel lijkt. Ik heb een paar indringende vragen gesteld, ik heb zelfs ge zegd dat ik mij afvroeg of ik er een motie van moest maken. Aan die vragen gaat de wethouder echter zonder meer voorbij. Met enige ver heffing van stem heeft hij haarfijn de interne taakverdeling uit de doe ken gedaan, drie keer zelfs, dat is inderdaad een herhaling. Ik heb ge woon gezegd dat er een betere sfeer moet komen. Er is namelijk nog al wat gebeurd, er zijn behoorlijke kortsluitingen geweest. Dan kan de wethouder daar niet zomaar aan voorbijgaan met de opmerking dat het niet allemaal goed loopt. Ik ben van mening dat de gemeente daar, in welke vorm ook, schuldig aan is en dan is het een normale zaak dat wij spoedig met de mensen van de twee verenigingen die er tussen zitten gaan praten. Over de subsidie spreekt de wethouder niet, maar ik neem aan dat het juist is wat in de schriftelijke beantwoording staat en dat het wordt overwogen. Dat horen wij te zijner tijd dan nog wel. De wethouder en naar ik aanneem het gehele college voelt er niet voor deze zaak over te hevelen naar de dienst voor jeugd en sport. Wethouder MANS: Mag ik even onderbreken, mijnheer Kramer? Het betekent juist wel een doorsturen naar de dienst voor jeugd en sport. Ik heb gezegd dat de sportvissers met mij moeten onderhandelen en niet meer met wethouder Van Dun. De heer KRAMER: Maar de contracten niet, die blijven bij. Wethouder MANS: Dat is conform de andere regelingen die ook gelden ten aanzien van gronduitgifte in de gemeente. De heer KRAMER: Dat moet de wethouder mij dan nog maar eens duidelijk maken, dat wordt waarschijnlijk een nogal juridisch betoog. Ik zie echter niet in - zo luidt althans mijn informatie - dat dit ook door een ander kan gebeuren, in dit geval met name de dienst voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 209