210
12 FEBRUARI 1971.
jeugd en sport.
Wethouder MANS: Ik zie niet in waarom wij zouden afwijken van
een normaal gebruik dat geldt ten aanzien van de uitgifte van gronden.
De VOORZITTER (Wethouder Broeders): Zoudt u dit tweegesprek op
een ander moment elders willen voortzetten?
De heer KRAMER: Dat zullen wij doen.'
Vooruitlopend op dat gesprek wil ik toch even verwijzen naar het
februarinummer van het orgaan van de Nederlandse Hengelsportbond,
waarin iets staat over het vergunningenstelsel. Dat is namelijk niet zo
eenvoudig. Met name worden daarbij de Baroniese Hengelaars genoemd,
omdat zij voorop lopen. Die hebben Brabant mee gekregen, het zal een
landelijke kwestie worden in de richting van een landelijk hengelaars
paspoort. Ik waardeer dat ten zeerste, want ik geloof dat men dit moet
bekijken in het kader van de schaalvergroting. Ik spreek de hoop uit
dat er bij een en ander geen kortsluitingen zullen komen, zoals in het
verleden wel het geval is geweest, maar nogmaals, dit is niet de plaats
om daar verder over te praten. Een burger snapt er echter helemaal
niets meer van. Het bestuur van de Baroniese Hengelaars komt niet bij
de dienst voor jeugd en sport, maar bij de dienst beplantingen en dat
zijn burgers van Breda. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat een en
ander nog eens grondig zal worden bekeken.
Eén ding heb ik gisteren vergeten te vragen. Ook de Jeugd Ad
viesraad valt onder de portefeuille van deze wethouder, daar zijn no
tulen van. Een en ander is wel verwezen naar de grote poel van de de-
mocratiseringscommissie - het woord "poel" in gunstige zin bedoeld -,
maar ik meen dat de notulen van de Jeugdadviesraad toch al wel ter
visie hadden kunnen worden gelegd voor de raadsleden. Ik vind het na
melijk van belang te weten wat zich daar afspeelt.
De heer VAN BANNING: Ik begrijp heel goed dat dit college niet
verantwoordelijk kan zijn voor de bejaardensociéteiten, die maar zeer
kort in gebruik zijn geweest, terwijl er nogal belangrijke bedragen in
zijn geïnvesteerd. Mogelijk kan de wethouder van sociale zaken iets
meer vertellen over de gewijzigde opvattingen inzake de geschiktheid.
In ieder geval zou het van belang kunnen zijn in het oog te houden dat
er in de toekomst wat voorzichtiger te werk moet worden gegaan bij
het treffen van bijzonder kostbare voorzieningen.
De heer JANSEN: Ook de wethouder ziet de ruimtebiedende ge
legenheden als een urgente zaak en daar ben ik bijzonder blij mee. In
Tuinzicht zal op korte termijn iets kunnen worden gerealiseerd, aldus
de wethouder, voor Breda-Oost heeft hij een noodoplossing. Ook daar
ben ik blij mee, maar toch heb ik nog een vraag. Brabantpark, Heus-
denhout en IJpelaar zijn namelijk jonge wijken, waar mijns inziens
dringende behoefte bestaat aan een dergelijke gelegenheid. Wellicht
kan de wethouder mij meedelen op welke termijn daar iets kan worden
gedaan, opdat men ook daar over een gemeenschapshuis of wijkgebouw
kan beschikken.
Dan nog een enkele opmerking over het teruglopen van de sport
beoefening bij de jeugd boven de 17 jaar. Meestal is dat het gevolg
van een gebrek aan begeleiding, vooral omdat er te weinig jeugdlei
ders zijn. Ik wil dan ook pleiten voor het stimuleren van de vorming