216 12 FEBRUARI 1971 in de behoefte aan zowel sport- als gemeenschapsruimte en zwembad, zou dit mijns inziens ideaal zijn voor Breda-Noord, doordat verschil lende behoeften die daar bestaan tegelijkertijd kunnen worden opgelost. Ik ben maar een leek op dit gebied, maar ik zou mij kunnen voorstel len dat de kosten van de grond en voor parkeerruimte e. d. zouden kun nen drukken op meerdere projecten. Kan de wethouder mij daar iets naders over meedelen? Wethouder MANS: Mevrouw Jager en de heren Sandberg, Kroon en America hebben gesproken over de Pelikaanhal die gisteren door mevrouw jager is genoemd. De heer Kroon heeft opgemerkt dat ik zou hebben gezegd dat ten aanzien van het bad in Breda-Noord de kous af is, omdat de raad het plan heeft goedgekeurd en dat wij niet langei moeten praten omdat wij anders de mist in gaan. De opmerkingen die van verschillende zijden uit de raad zijn gekomen leiden mij ertoe toe te zeggen dat ik deze zaak nog eens in het college zal bespreken. De toezegging dat wij zullen gaan kijken heb ik in de afdeling gedaan en wij zullen inderdaad op korte termijn gaan kijken. De overwegingen die de raadsleden naar voren hebben gebracht zullen zeker in het colle ge aan de orde komen. De heer Quadekker heeft gevraagd naar de stand van zaken rond het K. M. T. Het college onderzoekt de mogelijkheden het aan te ko pen. De dienst openbare werken heeft opdracht gekregen met het be stuur van K.M.T.contact op te nemen om nadere gegevens te ver krijgen. Een eventueel voorstel dienaangaande zal de raad bereiken zodra het mogelijk is. De heer Kramer heeft een aantal punten aangesneden. Hij heeft allereerst gesproken over een scheiding tussen topsport en beroepssport. De subsidie is een griezelige zaak. Ik kan de heer Kramer in zoverre geruststellen dat dat niet alleen zijn zorg is, maar ook van de Vereni ging van Nederlandse Gemeenten. Deze vereniging heeft een commis sie in het leven geroepen om zich bezig te houden met de problematiek van de subsidiëring van de topsport. Ik ben blij met zijn opmerkingen over de subsidiëring van het betaalde voetbal. Het komt mij voor dat ik mij daarover duidelijk genoeg heb uitgesproken. Ten aanzien van de recreatiepatronen in West Brabant wil ik opmerken dat de rijwielpadenclub in principe bereid is een bijdrage van 10. 000, -- te leveren om de recreatie in West Brabant te bestuderen. Dat is een prin cipe-toezegging, waarvan de realisering afhankelijk is van hetgeen an deren zullen doen. Met name gaat het hierbij om het ministerie van C.R. en M. Er is gesproken over de geldverschuiving waarop de heer Kramer bij de behandeling van het hoofdstuk cultuur nog nader denkt in te gaan. Ik neem aan dat de heer Kramer heeft begrepen dat dit inderdaad een zaak van beleid is. Het mooie bestaan dat eendracht eist. De heer Kramer heeft naar aanleiding hiervan gezegd dat hij de opmerKingen over het investerings plan en de financieringsproblematiek begrijpt. Niettemin vindt hij dat de problematiek van P. C. P. daarmee niet is opgelost. Ik ben blij met de opmerking van de heer Kramer dat de vereniging zelf met een plan zal komen. Ik wacht dat plan met belangstelling af. De heer Kramer heeft ten aanzien van de sportvisserij gesproken over sfeerverbetering en over behoorlijke kortsluitingen. Ik ben het met hem eens. Er zijn inderdaad kortsluitingen geweest. De heer Sandberg heeft daar ook op gewezen. Er is inderdaad een wat moeilijk spel gespeeld. De heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 216