217
12 FEBRUARI 1971.
Sandberg is een keer bij mij geweest om te praten over de sportvisserij.
Ik heb hem verwezen naar wethouder Van Dun. Het gaat er op het ogen
blik echter niet om wat er in het verleden is gebeurd, maar wat er in
de toekomst moet gaan gebeuren. De externe contacten voor de sport
visserij zullen alleen via de dienst voor jeugd en sport lopen.
De heer KRAMER: Ook voor het contract?
Wethouder MANS: Ook voor het contract. Hierover worden intern
adviezen uitgebracht.
De heer Kramer heeft nog even gesproken over de jeugdadvies-
raad. Ik ben het met hem eens dat wij met alles naar de democratise-
ringscommissie moeten verwijzen, maar dit is toch een zaak die in
die commissie thuishoort. Ik heb in principe geen bezwaar tegen zijn
voorstel, maar het is een zaak die wij met de jeugdadviesraad zelf
moeten bespreken. De jeugdadviesraad moet daar ook zelf inspraak in
hebben. Ik kan mij niet voorstellen dat daar bezwaren tegen uw voor
stel zouden bestaan.
De heer Van Banning heeft het college tot enige voorzichtigheid
gemaand. Ik accepteer die opmerking.
De heer Jansen heeft gewezen op de dringende behoefte aan ge
meenschapshuizen. Hij probeert mij een termijn te laten noemen. Het
noemen van termijnen op het gebied van de realisering van gemeen
schapshuizen is voor mij een verschrikkelijk moeilijke aangelegenheid.
Ik kan de heer Jansen alleen toezeggen dat ik binnen mijn mogelijkhe
den alles zal doen om te komen tot het realiseren van gemeenschapshui
zen in de verschillende wijken. Ik kan geen termijn noemen, omdat ik
te veel afhankelijk ben van allerlei externe factoren.
Bij het teruglopen van sportactiviteiten onder 17-jarigen en oude
ren verwijst de heer Jansen naar de stimulering van met name jeugdlei-
derscursussen. Wellicht heeft dat invloed en kan op die manier de sport
beoefening wat worden opgekrikt. Ik weet niet of dit de juiste oplossing
is. De sportbonden en de N.S. F. organiseren dergelijke cursussen. Wij
zullen in overleg met de sociografische dienst nagaan op welke wijze
de oorzaken van het ledenverloop kunnen worden onderzocht.
De heer Van Os heeft mij gevraagd nog wat duidelijker in te gaan
op zijn voorstel een toeslag van 1, -- te leggen op de grondprijzen.
Ik vind het voorstel van de heer Van Os bepaald niet onsympathiek. Ik
vind het een voorstel waarover wij ons in het college zeker zullen moe
ten beraden. Op dit moment kan ik de financiële en technische impli
caties van het voorstel niet overzien. Ik verzeker u dat wij, uitgaande
van het idee dat dit een goed voorstel is, ons er uitdrukkelijk over zul
len beraden.
De heer Mensen heeft opmerkingen gemaakt over het kostprijsta
rief en het subsidiebeleid. Het kan aan mij liggen, maar ik heb zijn
opmerkingen niet goed verstaan of niet goed begrepen. Misschien kan
de heer Mensen straks de gelegenheid krijgen er nog iets naders over
te zeggen.
Voorts heeft de heer Mensen gepleit voor alle gezinnen met kin
deren de mogelijkheid te scheppen gebruik te maken van de zwemba
den en hij heeft gezegd dat de prijzen voor alle gezinnen met kinderen
niet mogen worden verhoogd. Ik vraag mij af voor welke groepen de
prijzen wel moeten worden verhoogd als je ervan uitgaat dat de prijzen
moeten worden verhoogd.