221
12 FEBRUARI 1971.
Ik ben tegen tariefsverhoging van Het Ei, maar wat Wolfslaar betreft
heb ik daar geen bezwaar tegen. Ik wil u daarom voorstellen het voor
stel terug te nemen en volgende week donderdag opnieuw aan de orde
te stellen, maar dan gesplitst, om zodoende "ja" te kunnen zeggen
tegen Wolfslaar en "nee" tegen Het Ei.
Het voorstel wordt hierna in stemming gebracht en met 26-7
stemmen aangenomen.
VOOR hebben gestemd: de heren Van Dun, Melzer, Koertshuis,
Van Merkom, Geene en Van Os, mevrouw Jager-Middelbeek, de he
ren Van Banning en Van der Werff, mevrouw Stockmann-van der Kal
len, de heren Van Overveldt, Quadekker, De Raaff, Broeders, Mans,
Gielen en Sandberg, mevrouw Van Rooij-van den Heuvel, Kramer,
Roozeboom, en Van Graafeiland, mevrouw Van Nes-Brands en de heren
Barij, Van Duijl, Kroon en Van Loon.
TEGEN hebben gestemd: de heren Spanjer, Mensen, Crul, Brooi-
mans en America, mevrouw Willems-van Doorn en mejuffrouw Paulus-
sen.
De begroting van de dienst voor jeugd en sport wordt hierna zon
der hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld, terwijl de le wijzi
ging van de begroting van deze dienst zonder hoofdelijke stemming
wordt aangenomen.
1. gemeentelijke sociale dienst.
De heer ROOZEBOOM. Ik wil graag een algemene opmerking maken
en een algemene vraag stellen bij dit onderdeel wat betreft de sectoren
maatschappelijk werk en geestelijke volksgezondheid.
In de inleidende beschouwingen - of het bij de repliek was of bij
de dupliek weet ik niet meer - heeft wethouder De Raaff gesproken over
de wenselijkheid van herstructurering, combinatie en toetsing van de
doeltreffendheid en goede taakafstemming van allerlei sociale dienst
verlenende instellingen. Dat is algemeen met instemming aangehoord,
terwijl mevrouw Jager daar in een van de laatste afdelingsvergaderingen
ook nog eens op heeft aangedrongen. Op zichzelf is het mijns inziens
een bijzonder gunstige zaak, maar de wijze waarop het gebeurt geeft
wat te denken. Om het misschien wat onbeleefd uit te drukken, het
lijkt erop of de wethouder persoonlijk alleen wat in dat tuintje aan
het wieden is. Mijn eerste subvraag is dan ook of hij niet van mening
is dat een meer gecoördineerde aanpak vanuit al die instellingen drin
gend gewenst is.
Een tweede opmerking voordat ik aan mijn hoofdvraag kom be
treft de culturele raad. Ik hoop dat u nu niet zult zeggen dat ik buiten
de orde ben, want dat is mijns inziens niet het geval. In de tendenties
die steeds weer in De Stem leesbaar zijn ten aanzien van de culturele
raad krijgt namelijk het evolueren naar een algemeen welzijnsorgaan
een nogal sterk accent. Dat wijkt nogal wat af van datgene wat in ar
tikel 2 van het desbetreffende reglement staat. Op zichzelf waardeer ik
dat geluid bijzonder positief, in die zin dat er een bereidheid aanwezig
is om te evolueren in die richting, maar ik moet zeggen dat ik dit ver
sta als een samen met anderen mee evolueren, met andere disciplines
en groeperingen, waarbij ik met name doel op de sectoren maatschap
pelijk werk en geestelijke volksgezondheid en mogelijk nog andere.