230 12 FEBRUARI 1971. Haamstedestraat, en heeft toen ook bereikt dat er een gesprek heeft plaatsgevonden tussen het bedrijf en vertegenwoordigers van die wijk. De goede wil van het college is voorts gebleken uit het feit dat men in juni 1970 aan de raad een voorstel heeft doen toekomen, waarin werd gesteld dat de bewoners terecht klagen en waarin tevens een oplossing werd aangegeven. Als ik goed ben ingelicht is dat voorstel toen terug genomen. Vooralsnog is de situatie echter ongewijzigd en dat is dat de mensen geen goede televisieontvangst hebben. Afgezien van eventuele verschillen aangaande de abonnements prijs van 80, wat een bezwaar zou kunnen zijn maar waarvan ik bij nadere informatie heb vernomen dat dit in feite niet zo'n bezwaar meer is, stuit het oplossen van deze kwestie in feite alleen af op de financiering. Nu blijkt uit het antwoord op vraag 174 dat het college de financiering min of meer aanpakt alsof het gaat om een totaal c.a. i. - project van de stad Breda. Dat is een project dat ongetwijfeld hoge in vesteringen vergt. Waar het nu echter om gaat is dat het college op zijn minst moreel verplicht is op korte termijn iets te doen aan deze situatie en dan gaat het niet aan te refereren aan een project dat mis schien over tussen twee en vijf jaar zal worden gerealiseerd. Ik ben van mening dat er noodvoorzieningen zullen moeten worden getroffen en dan is de vraag in hoeverre een noodvoorziening niet zou kunnen worden gefinancierd. Ik had in eerste instantie willen vragen of het het college bekend is wat een noodvoorziening zou kosten. Gisteren heb ik echter gehoord dat de betreffende wijk zelf het initiatief heeft genomen om in de financiering van een project te voorzien, waardoor zij ontvangst zullen krijgen. Het enige wat zij nu nog vragen is dat het college wil meewerken aan bijvoorbeeld het reserveren van een stukje grond voor het plaatsen van een antennemast. Ik zou er met klem op willen aandringen dat het college dit verlangen van de wijk steunt. Een tweede punt dat ik wil aanroeren betreft de wijkverwarming. In vergelijking tot voorgaande jaren is het rumoer wel wat afgenomen. Dat zou kunnen doordat de informatie de raadsleden niet meer bereikt, maar ook uit publikaties blijkt niet dat er nog zo verschrikkelijk veel om te doen is. Er is ons te dien aanzien een integraal rapport toege zegd en wellicht kan worden meegedeeld wanneer wij dit rapport tege moet kunnen zien. Dezelfde vraag kan worden gesteld over het ook door de heer Van Os aangehaalde rapport over de terreinleidingen. Wij hebben gevraagd of de kosten van de wijkverwarming niet te laag zijn geraamd voor het eerstkomende begrotingsjaar. Uit het antwoord kan enerzijds worden opgemaakt dat men de situatie aardig in de hand heeft, maar aan de andere kant is er kennelijk sprake van corrosie in het leidingnet en dat doet het bij mij een beetje lijken op het topje van een ijsberg, waarvan het overgrote deel nog diep in het water verborgen ligt - evenals waarschijnlijk de terreinleidingen - en waarvan wij mogen aannemen dat dit in de toekomst enorme financiële consequenties zal hebben. Wij hebben het gisteren gehad over de risi co's die er eventueel nog in deze begroting zitten en daar zou ik de ze toch wel bij willen rekenen. Ik mag aannemen dat wij ook wat deze zaak betreft tijdig zullen worden geïnformeerd en dat er tijdig zodanige maatregelen worden genomen dat de zaak niet helemaal wegrot zodat de mensen in de kou komen te zitten, want dan is de ellende niet meer te overzien. De heer CRUL: Ik wil de opmerkingen van de heren Van Graaf- eiland en Van Os gaarne onderstrepen. Wat de centrale wijkverwarming

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 230