238 12 FEBRUARI 1971 ben ik van mening dat het college initiatieven kan nemen die navol ging verdienen en vinden bij omliggende gemeenten. Ik doel hierbij met name op vraag 184, waarin het gaat over de contributie voor de Raad van Europese Gemeenten en het verzoek dat ik daarbij heb ge daan ook een subsidie toe te kennen aan de Europese Beweging. In het antwoord geeft het college enkele argumenten waarom het meent hier toe niet te moeten overgaan. In de eerste plaats wordt dan gesteld dat de afdeling in de laatste jaren een kwijnend bestaan heeft geleid. Dat mag waar zijn, maar de afdeling Breda heeft nu een bestuur dat actief wil zijn, doch niet over de middelen beschikt om activiteiten te ontplooi en. De stad Breda is lid van de Raad van Europese gemeenten. Verder stelt het college dat het bereid is in voorkomende gevallen te overwegen in eventuele kosten bij te dragen. Ik kan hiermee maar matig tevreden zijn, weshalve ik het college wil verzoeken te overwegen zijn stand punt in de toekomst te herzien. De heer VAN OS: Ik heb gemerkt dat vraag 97 wat verminkt is overgekomen in het vraag- en antwoordboek, maar ik heb niet kunnen achterhalen wat daar nu precies de oorzaak van is geweest. In ieder ge val is het antwoord dat gegeven is voor ons niet helemaal bevredigend. Wij hebben gevraagd of het mogelijk zou zijn dat de raad jaarlijks een onderzoek laat instellen bij een van de diensten of bedrijven en dan speciaal de efficiency te bekijken. Het is erg moeilijk het raadslidmaatschap goed te vervullen - dat wordt hier wel vaker gezegd zeker als het om omvangrijke dien sten of bedrijven gaat is het bijzonder moeilijk daar een redelijk inzicht in te krijgen. Het zou mijns inziens voor alle raadsleden een grote steun kunnen zijn als wij in de gelegenheid zouden worden gesteld jaarlijks een dienst of bedrijf te laten doorlichten, want dan beschikken wij over de nodige informatie over hoe het in zo'n bedrijf toegaat. Weliswaar krijgen wij nu regelmatig wat cijfers onder ogen, maar dat betekent natuurlijk niet dat wij ons een redelijk oordeel kunnen vormen omtrent de gang van zaken. In het antwoord wordt gesteld dat er een interne controle plaats vindt en dat de organisatieadviseur van de gemeente er het nodige aan doet. Dat is een volkomen natuurlijke zaak, in elk bedrijf moet men waken voor bedrijfsblindheid en daartoe moet men van tijd tot tijd de organisatie bekijken. Dat is echter een interne affaire, ten aanzien van de controlerende taak van de raad hebben wij daar niets aan. Wij willen graag een beetje vat krijgen op deze grote diensten en bedrijven, door jaarlijks naar onze keus bij een dienst of bedrijf een organisatieonder zoek te laten plaatsvinden. Dat hoeft niet zo ver te gaan, ik neem aan dat een organisatiebureau in betrekkelijk korte tijd en voor niet al te veel geld zich een oordeel over zo'n dienst of bedrijf kan vormen, dat dan aan de raad zou kunnen worden meegedeeld. Ik meen dat dit een belangrijke ondersteuning zou zijn van het werk van de raadsleden. Bo vendien bereiken wij daarmee dat alle diensten en bedrijven eens in de zoveel tijd aan de beurt komen, wat mijns inziens altijd enig effect zal hebben op de doeltreffendheid van deze bedrijven. Vervolgens iets over punt 4, het gemeentelijk computercentrum. W ij hebben onlangs met de afdeling voor financiële zaken een bezoek ge bracht aan het computercentrum, waarbij wij enig inzicht hebben ge kregen in deze zaak. Toch is het voor ons nog erg moeilijk te beoorde len of die computer nu wel of niet voldoende wordt gebruikt. Het is een bijzonder dure installatie en in het antwoord op een der vragen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 238