240
12 FEBRUARI 1971
bijdrage aan deze organisatie dan ook wat magertjes. Daarom zou ik
ervoor willen pleiten de bevolking via de plaatselijke afdeling van de
Europese Beweging hierbij te betrekken. Wanneer men 400, -- schenkt
aan de landelijke Europese Beweging en 1200, -- aan de plaatselijke
afdeling, waarmee zij beslist operationeel kan werken, dan is men
1200,- - kwijt en dat is dan nog maar de helft van de huidige subsidie,
waarmee de plaatselijke bevolking echter beslist meer is geactiveerd.
De VOORZITTER: Welke prioriteit stelt u?
De heer SANDBERG: Ik geef duidelijk een voorkeur aan. De pri
oriteit maakt het mij wat gemakkelijker, omdat de uitgave voor de
gemeente wat dat betreft in ieder geval wordt gehalveerd.
Een volgend punt waarover ik nog even iets wil zeggen is dat van
de organisatie-adviseur in algemene dienst, waarover drie vragen zijn
gesteld onder de nummers 185 t/m 187. Ik vind het bijzonder prettig
dat het college met name op vraag 185 zo uitvoerig is ingegaan en
daarmee eigenlijk ook de twee andere vragen heeft beantwoord.
Er resten mij nog twee opmerkingen. Ik heb gevraagd of er een
toerekening mogelijk is van dit instituut naar de verschillende takken
van dienst, zoals bijvoorbeeld ook gebeurt met het gemeentelijk com
putercentrum. Het antwoord daarop luidt dat dit niet kan omdat een
hanteerbare voorcalculatie onmogelijk is. Ik vraag mij af of dit wel
helemaal juist is. Wanneer men namelijk een extern organisatiebureau
consulteert, vindt er over het algemeen een klein vooronderzoek plaats.
Daarna komt de fase waarin een contractuele overeenkomst wordt ge
sloten met zo'n organisatiebureau, waarin duidelijk ook de financiële
consequenties daarvan zijn vastgelegd. Ik zie wat dat betreft eigenlijk
geen verschil met het eigen instituut. Het is natuurlijk wel gemakke
lijker om het op deze manier te doen, maar in het bedrijfsleven worden
over het algemeen ook allerlei organisatie-, efficiency- en technische
afdelingen toegerekend naar de verschillende takken van dienst en af
delingen, speciaal om deze ook op dit terrein kostenbewust te maken
en dat kostenbewustzijnsaspect op alle niveaus te laten doordringen.
Is dat ook in deze gemeente niet door te voeren?
Een ander aspect is dat in alle drie de vragen eigenlijk duidelijk
naar voren is gekomen dat wij over onvoldoende informatie beschikken
over dit instituut, zo noemt u het althans. Zou het mogelijk zijn dat
het instituut van de organisatie-adviseur via een soort jaarverslag of
op andere wijze de raad jaarlijks informeert over haar activiteiten? Dat
zou ons een heel eind op weg helpen. Ik ben het college erkentelijk
voor het uitgebreide antwoord, maar dat zou dan in de toekomst voor
komen kunnen worden.
Tenslotte nog een korte opmerking over de man die de personeels
beoordelingen operationeel gaat maken. Ik zou willen vragen wanneer
dat gaat gebeuren. Ik zou het namelijk prettig vinden wanneer ook de
organisatie-adviseur daarin een duidelijke inbreng krijgt, vooral in de
functieclassificatie. Per slot van rekening is hij de man die duidelijk
betrokken is bij de zaak in afdelingen waar hij reorganisaties adviseert.
Mijn laatste vraag is dan ook of er functionele contacten tussen deze
twee mensen zijn voorzien.
De heer VAN GRAAFEILAND: De minister van Binnenlandse Za
ken heeft in november 1970 een overzicht gegeven van de stand van
zaken betreffende de automatisering bij de gemeenten, om te bezien