251 12 FEBRUARI 1971 voren heb gebracht, heel veel belang hechten aan het voor zover mo gelijk gezamenlijk een standpunt innemen door de verschillende groe peringen die in de raad vertegenwoordigd zijn en daarom vind ik het een zeer betreurenswaardige gang van zaken dat de drie fracties aan deze kant van de tafel niet mede zijn uitgenodigd om hun oordeel uit te spreken. Wij hebben in augustus afgesproken en het is ook bij deze begrotingsbehandeling weer gezegd dat wij dergelijke dingen in geza menlijk overleg zouden doen en het is dan ook heel jammer dat de protestants-christelijke fractie nu direct al gemeend heeft een deel van de raad niet in het indienen van deze motie te moeten kennen. Daar komt bij dat het - ik spreek nu voor mijn eigen fractie en naar ik meen ook voor die van de heer Froger - voor ons nog de vraag is of deze motie op dit moment nu wel op zijn plaats is. Daar hadden wij nu juist vruchtbaar over kunnen praten. Het antwoord van de wet houder heeft mij tot nu toe niet zo vreemd in de oren geklonken, om de eenvoudige reden dat dit een zeer belangrijke zaak is. Het begin sel van de heer Kramer dat er een afdeling voor arbeidszaken zou moe ten komen is inderdaad juist, maar de vraag is of dat nu ineens moet gebeuren terwijl er in de democratiseringscommissie over al deze za ken gesproken gaat worden. Daarbij kunnen wij dan ook het georgani seerd overleg betrekken, om na te gaan hoe dit tegenover dergelijke zaken staat. Het is natuurlijk een belangrijke kwestie, maar die is mijns inziens toch ook weer niet zo urgent dat daarover nu ineens een motie moet worden ingediend. Vervolgens wil ik nog een enkele opmerking maken over het door lichten van de diensten en bedrijven. Ik heb met grote interesse geluis terd naar wat daarover is gezegd. Naar mijn mening ligt hier inderdaad een bevoegdheid voor het college, maar - en het is belangrijk dat in een democratie vast te stellen - de raad heeft natuurlijk alle mogelijk heden om daarbij corrigerend en stimulerend op te treden. Wanneer op een gegeven moment wordt aangekondigd dat een bepaald bedrijf zal worden doorgelicht dan kan de raad zijn voorkeur uitspreken voor een ander bedrijf, maar ik zou zeker niet mee willen gaan met de suggestie dat de raad moet vaststellen wat er gaat gebeuren. Dat is een bevoegdheid van het college waarop wij kunnen toezien. De heer KROON: Naar aanleiding van hetgeen de heer Von Schmid heeft gezegd over de motie van de heer Kramer c.s. zou ik willen op merken dat het niet met opzet is geweest dat wij de drie fracties aan de overzijde van de tafel niet hebben laten tekenen. De heer Kramer moest vier handtekeningen hebben en toen hij die had is hij gestopt. De heer VON SCHMID: Hij sprak over "de meeste fractievoorzit ters". Dat is iets anders als alleen het verzamelen van handtekeningen. De heer KROON: Nogmaals, toen hij vier handtekeningen had is hij gestopt. De heer VON SCHMID: Dat is dan heel jammer.' De heer KROON: Inderdaad, dat vind ik nu achteraf ook, maar ik wil juist duidelijk maken dat dit geen opzet is geweest. Vervolgens somt de heer Von Schmid enkele bezwaren op tegen deze motie, waarbiihij aanvoert dat deze kwestie straks besproken wordt in de democratiseringscommissie. Dat zal ongetwijfeld gebeuren,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 251