261 12 FEBRUARI 1971 op de hoogte stellen, maar ik ben er van overtuigd dat in de instructie van de politie voor deze zaken bepalingen opgenomen zijn. De heer SANDBERG: Uit het antwoord van wethouder van Dun blijkt wel hoe moeilijk het is over dergelijke principiële zaken te communiceren binnen een tijdsbestek van vijf minuten. Wat ik in die korte tijd heb willen overbrengen is dat het merendeel van deze raad het noodzakelijk vindt te participeren in de gedachten- ontwikkeling met betrekking tot de gehele verkeersproblematiek. Dat is een duidelijk andere taak dan die van de verkeerscommissie, die tot taak heeft het college te adviseren over het plaatsen van verkeersborden en -tekens, enz. Ik heb er duidelijk ook in betrokken het openbaar vervoer, dat in bedrijfs-economische zin niet meer rendabel is te exploiteren. Het maatschappelijk belang eist dat de verkeers- en vervoersvoorzieningen niet alleen worden gehandhaafd, maar zelfs worden verbeterd. Ik ben dan ook van mening dat de verantwoordelijkheid voor de vaststelling van het verzorgingsniveau en de tarieven niet langer alleen bij het vervoerbedrijf kan liggen, maar dat hier duidelijk ook een taak ligt voor de gemeente. Het spijt mij dat de wethouder en ik wat dat betreft van mening blijven verschillen. Het zal duidelijk zijn dat ik mijn motie handhaaf. De heer GIELEN: Ik zou de wethouder willen vragen of ik nog antwoord krijg op mijn opmerking naar aanleiding van vraag 193. Het is namelijk voor de zesde maal dat dit bij ae begrotingsbehan deling wordt gevraagd. De heer VAN OS: Ik meen dat de wethouder mij geen antwoord heeft gegeven. Ik heb gezegd dat de parkeermeters een batig saldo opleveren, dat naar mijn mening niet thuishoort bij de politie maar bij openbare werken, omdat het verhuur van gemeentegrond betreft. De heer SPANJER: Ik neem wel aan dat er een instructie bestaat als waarop ik doelde, maar het is wel de vraag of daarmee ook het beoogde doel wordt gediend. Ik kan daar niet over oordelen, want ik heb de tekst van die instructie niet en ik zou die dan ook te zijner tijd toch graag willen hebben. De heer VAN DER WERFF: Als toelichting op een aspect in de motie van de heer Sandberg kan ik zeggen dat het niet de bedoeling is de verkeerscommissie op te heffen. De argumentatie van de wethouder ten aanzien van de gang van zaken zojuist met de motie van de heer Kramer spreekt mij en naar ik meen ook anderen in deze raad niet aan. De heer VON SCHMID: Ik ben vaak getuige geweest van het po gen van de heer van Werkhooven om die afdeling erdoor te krijgen. Dat is een andere zaak dan hier eerder op de avond aan de orde was en ik ben dan ook heel blij dat deze overjarige kwestie nu. aan een oplossing toe is. Wethouder VAN DUN: De heer Gielen vraagt een antwoord op vraag 193. Ik kan hem daarvoor verwijzen naar het antwoord dat al op die vraag gegeven is. Omdat ik zijn suggestie niet helemaal begrijp zou ik hem willen vragen dir eens met mij door te nemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 261