m 265 12 FEBRUARI 1971 diensten. In dat verband verdient het wellicht aanbeveling lacunes in het sociaal-psychiatrische werk te doen opvangen door daartoe een kracht bij de G. G. en G. D. aan te stellen. Tenslotte wil ik nog even terugkomen op wat in een vorige ronde door de heer Roozeboom naar voren is gebracht met betrekking tot een commissie ex artikel 61 e. v. van de gemeentewet voor maat schappelijk werk en volksgezondheid. Het merkwaardige is dat daar over door ons een vraag is gesteld, waarop het antwoord luidt dat daarover geen uitsluitsel kan worden gegeven, omdat dit in eerste instantie een taak is van de democratiseringscommissie om het verder uit te zoeken. Dat heb ik in het antwoord van wethouder de Raaff gemist en ik zou toch wel graag weten hoe hij dit ziet. Is hij van plan nu in het eerste jaar te gaan werken aan die commissie ex artikel 61, zoals bedoeld door de heer Roozeboom, of wil hij eerst het oordeel van de democratiseringscommissie dienaangaande af- w achten De heer ROOZEBOOM: Ik zou bij interruptie willen opmerken dat ik niet zonder meer heb verzocht om een commissie ex artikel 61, maar dat ik heb aangedrongen op een commissie van advies en over leg van een structuur en formele orde die nog nader moeten worden bepaald. De heer VAN LOON: Staat u mij toe dat ik nog even teruggrijp op vraag 22, die betrekking heeft op de ambulancedienst. Op bladzijde 14 van de nota van aanbieding komt namelijk een zin voor die als volgt luidt: "Thans stellen wij u daarom voor een tariefsverhoging van ongeveer 13% toe te passen, waardoor naast de kostenstijging 1970/1971 een gedeelte van het nadelig saldo kan worden goedgemaakt. Bij aanvaarding van dit voorstel kan het nadelig saldo 1970 ad 139.590,-- met 26.404,-- worden teruggebracht tot 113.186,--." Ik heb daarover de volgende vraag gesteld: "Niet duidelijk is waarom het nadelig saldo 1970 van de ambulancedienst met 26.404,-- kan worden verminderd als de tarieven van deze dienst per 1 januari 1971 worden verhoogd. Gevraagd wordt hierover een nadere toelichting te verstrekken." Daarop krijg ik dan als antwoord: "Ons evenmin." Ik meen dat ik recht heb op een beter antwoord dan hier in het vraag- en antwoordboek staat. De heer JANSEN: Ik wil even terugkomen op vraag 91, waarin staat dat er bij de G. G. en G. D. een arts is die zich bezighoudt met milieuvraagstukken, met name de verontreiniging. Ik zou graag weten wat precies de taakomschrijving is van deze arts ten aanzien van de volksgezondheid. Wethouder DE RAAFFIk geloof dat verschillende vragen aan leiding geven eerst een algemeen standpunt naar voren te brengen. In feite vraagt men of het college bereid is zich intenser te gaan bemoeien met het ziekenhuiswezen en bijvoorbeeld de psychiatrische diensten. Historisch gegroeid is het feit dat de curatieve geneeskunst in handen is van het particulier initiatief. Het college heeft er geen behoefte aan dit te nationaliseren, ook niet op kleinere schaal in de stad. Wel juicht het college het nader tot elkaar komen van de drie ziekenhuisbesturen en het overleg dat plaatsvindt toe. Het gaat in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 265