26 14 JANUARI 1971 Tenslotte zijn ook wij zeer zeker voor openbaarheid, maar ik zou het aan de commissie zelf willen overlaten wanneer zij in het openbaar en wanneer zij besloten wil vergaderen over bepaalde zaken, maar dat zal nog door de commissie dienen te worden geregeld. Samenvattend gaan wij volledig akkoord met dit voorstel. Wij zijn blij dat zo spoedig nadat in de vorige vergadering de principebesluiten zijn genomen dit voorstel door u ter tafel is gebracht. Wij hopen dan ook dat er na deze avond verder kan worden gewerkt. De heer VAN OS: Kortheidshalve wil ik zeggen dat ik mij ge heel kan aansluiten bij de woorden van mejuffrouw Paulussen. Ik wil daar slechts een enkele kanttekening bij maken. De heer Kroon heeft er duidelijk op gewezen dat het hier gaat om een commissie ex ar tikel 61, maar juist daarom legt dit de raad mijns inziens de ver antwoordelijkheid op de inbreng van alle belanghebbende groepen veilig te stellen. Dat is naar onze mening bij dit reglement niet geheel en al het geval. Vervolgens wil ik via u, mijnheer de voorzitter, de heer van Graafeiland erop wijzen dat de meeste schoolbesturen niet door de ouders worden gekozen. Ik kan de heer Kroon alleen maar complimenteren met de situatie bij het protestants-christelijk onderwijs, waar de in vloed van de ouders inderdaad al sinds lang veel groter is dan in doorsnee bij de scholen in Breda het geval is. Tot slot heb ik nog een vraag. In artikel 6 staat dat de directeur van de dienst wordt benoemd door burgemeester en wethouders. Ik meen dat wij nog een lijstje te goed hebben van bevoegdheden die door de raad aan het college zijn gedelegeerd. Wij vragen ons af of dit hierbij ook het geval is of dat deze bevoegdheid ook bij de raad zou kunnen berusten. Het komt mij voor dat Se directeur van deze dienst voornamelijk het gezicht van de commissie zal bepalen in de dagelijkse handel en wandel en daarom hecht ik er groot belang aan dat ook de raad hier een duidelijke stem in het kapittel heeft. Wethouder BROEDERS: Ik moet zeggen dat mijn antwoord wat uitgebreid zal moeten zijn. Men zal daar begrip voor hebben, want een deel van wat door de raad naar voren is gebracht heeft al in de krant gestaan, terwijl het antwoord van de wethouder nog niet in de publiciteit is geweest. Dat betekent dus dat ik wel gedwongen ben wat dieper op de zaken in te gaan. Ik wil dat eerst in algemene zin doen. Het vraagstuk van de democratisering is een zaak die leeft bij velen. Wanneer men spreekt over het onderwijs is het wat moeilijk te ontdekken waarover men spreekt. Sprekende over democratisering zou men het kunnen hebben over het deelnemen van de jeugd uit alle bevolkingsgroepen aan het onderwijs. Dat is een democratiserings- vraagstuk van bijzonder grote betekenis. Ik begin daarmee expres omdat bij het werk dat wij hebben gedaan in het contact met de verschillende onderwijsinstellingen juist het vraagstuk van de jeugd centraal heeft gestaan, het kind heeft centraal gestaan. Wanneer mejuffrouw Paulussen spreekt over het kind en ae ouders, dan moet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 26