269 12 FEBRUARI 1971 elkaar. De heer Crul heeft namelijk opgemerkt dat wij niet voor alles voorstander zijn van een sluitende begroting, een opmerking die zelfs bij de heer Kroon enige bezorgdheid wekte. De heer Broeders heeft een uitvoerig betoog gehouden, dat vol zat met kritiek op de cen trale overheid, maar dat uiteindelijk resulteerde in de conclusie dat het werken met een niet-sluitende begroting zou betekenen dat wij onder curatele komen te staan. Men moet niet denken dat wij in principe voorstander zijn van een niet-sluitende begroting. Het stand punt dat wij en aanzien daarvan innemen is niet nieuw, d, w.z. ver leden jaar namen wij dat standpunt ook al in. Wij onderschrijven volledig de nadelen van het werken met een niet-sluitende begroting. Wij zien echter aankomen dat het verzorgingspeil bij de huidige be groting aangetast dreigt te worden en in dat geval willen wij pleiten voor een niet-sluitende begroting, want wij willen in de eerste plaats dat verzorgingspeil handhaven. Wat ons nu hindert is dat net gedaan wordt alsof het destijds de vrije wil van de raad is geweest om te besluiten met een sluitende begroting te werken, terwijl wij weten dat wij moeilijk anders kunnen. In elk geval hebben wij kritiek op de wijze waarop de centrale overheid de gemeenten van inkomsten voorziet, evenals wij kritiek hebben op de woningbouw politiek van de centrale overheid. Hoewel sommige maatregelen misschien wel juist zijn of in elk geval acceptabel, is het totale beleid zodanig dat ver schillende maatregelen tegen elkaar in werken, ofwel de nadelen wer ken in eikaars verlengde en versterken elkaar zodoende. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de verkoop van woningwetwoningen. Het is ons nog altijd een raadsel dat de centrale overheicf daar niet zelf een eind aan maakt. Zien wij daarnaast dat voortdurend de drang bestaat minder woningwetwoningen te bouwen, waarbij bovendien komt dat woningwetwoningen uitsluitend via de verenigingen worden gebouwd en niet meer via de gemeenten, terwijl de gemeenten moeten blijven zorgen voor de huisvesting, waar een voortdurend grotere vraag bestaat naar goedkope woningen, en die de gevolgen van de sanering en de huurliberalisatie moet opvangen -- het is ons een raadsel dat men daarvan niet de woningen met een lage huur uitsluit --, dan komt nu datgene waarvoor wij allang gevreesd hebben en waarvan wij ver moeden dat het in de gemeente Breda ingestelde woningonderzoek mislukt is, want nu komt er ook nog eens dwang bij. Dat laatste is voor ons zeker niet acceptabel, maar daar zal ik het op dit moment niet over hebben. Het is ons alleen een raadsel dat de centrale over heid, wanneer men voorstelt een dergelijke dwangmaatregel in te voe ren, er blijkbaar geen behoefte aan heeft een woningmarktonderzoek in te stellen. Ik heb uit het antwoord begrepen dat ae gemeente dat onderzoek hier wel zal instellen. Het college stelt, aldus zijn antwoord, dat het verzorgingspeil met deze begroting niet wordt aangetast en het is dus onze taak aan te tonen dat dit wel het geval is en dat hadden wij ook willen doen bij het woning- en huisvestingsbeleid, maar nu heeft het college ons een nota betreffende de huisvesting toegezegd, waarvan sommige maatregelen bekend zijn en andere niet. Het voornaamste wat wij daarvan zouden willen weten op dit moment is hoe men deze maatregelen denkt te financieren. Denkt men die te financieren door in die nota tevens de nodige bezuinigingen aan te geven en betekent dit dan dat wij straks, over enkele maanden misschien, met een rood potlood moeten gaan werken in uitgavenposten waarvan wij vanavond nog besluiten dat wij die zullen doen? Zolang er geen zekerheid bestaat dat onze. wensen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 269