12 FEBRUARI 1971 272 raagte gepresenteerd worden van de prioriteit die college en raad ebben gesteld. De heer Gielen heeft gevraagd hoeveel aanvragen er voor een vrijwillige doorstroming waren. Ik moet de heer Gielen zeggen dat dit aantal mij onbekend is. Gevraagd is hoe de regelingen luiden en ik constateer dat men niet alleen met de doorstromingsregeling onbekend is, maar ook met de beschikking aanvullende huursubsidie. Ik neem graag de suggestie over om via de pers en in overleg met de dienst voorlichting te trachten deze ingewikkelde regeling populair te vertalen en haar te verspreiden op de plaatsen waar zij thuishoort. De heer Roozeboom onderschrijft -- gezien zijn opmerking -- waarschijnlijk hetgeen ik hier gezegd heb. De heer SPANJER: Ik meen dat de wethouder mij op een punt niet helemaal heeft begrepen. Waar wij namelijk bang voor zijn is dat er over enkele maanden zal worden voorgesteld -- in maart naar ik heb begrepen -- posten te schrappen waartoe wij nu beslui ten. Wanneer ae wethouder nu bijvoorbeeld zou kunnen zeggen dat het opknappen van die 53 woningen voor een deel zal worden be taald uit een rijksbijdrage die wij daarvoor krijgen en voor een ander deel uit de post reserves, dan zijn wij direct tevreden. Wij willen echter voorkomen dat wij nu besluiten tot het doen van een bepaalde uitgave en dat straks dit besluit weer moet worden ingetrokken omdat het geld ergens anders voor nodig is. Dan hebben wij namelijk niet alleen een gat en een bult in de begroting, dan hebben wij er ook een opening in gemaakt. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik kan niet anders doen dan mij aansluiten bij de heer Spanjer. Wat de vraag van de heer von Schmid betreft hoop ik dat hij zijn nieuwsgierigheid nog even kan bedwingen tot wij aan punt 7 gekomen zijn, het vaststellen van de gemeente begroting in zijn geheel. De heer VAN LOON: Ik behoef mij helemaal niet aan te sluiten bij de heer Spanjer, want mijns inziens is er geen enkel verschil. Wanneer wij nu deze begroting accepteren en wij krijgen in maart dat voorstel, dan zal de raad op dat moment moeten uitmaken op welke wijze er dekkingsmiddelen moeten komen. Mocht er een voor stel van het college komen waardoor er bepaalde posten uit deze begroting zouden moeten verdwijnen om ruimte te maken voor het opknappen van die woningen en de raad zou daar "nee" tegen z;eg- gen, dan heeft het college zonder meer de opdracht andere dekkings middelen te zoeken. Ik heb echter een andere en in dit kader wat principiële vraag. Stel het theoretische geval dat de raad met instemming van het college zou besluiten uit een bepaalde reservepot een bedrag van 1 miljoen te halen, naar de debetkant van de begroting over te brengen en te gebruiken voor het opknappen van een bepaald aantal woningen. Als wij deze ingreep zouden doen, houden wij toch een sluitende begroting en wanneer het college van gedeputeerde staten deze begroting dan zou goedkeuren,zou dit dan betekenen dat wij met een dekkingsmiddelen hebben voor dat bedrag van 1 miljoen? De heer BROOIMANS: Ik had vanavond niets willen zeggen over dit punt, maar men zal zich kunnen voorstellen waar bij mij de schoen wringt. Ik heb in het verleden namelijk al meermalen ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 272