27 14 JANUARI 1971 ik zeggen dat wij elkaar hebben gevonden onder een noemer, name lijk het belang van het kind. Ik wil dat heel graag vooropstellen, omdat de zorg en de bewogenheid van deze club, die ik in zeer vele vergaderingen heb leren kennen, mij toch verfrist heeft, daar men altijd is uitgegaan van dit gegeven. Dit is een aspect van democratisering dat niet met bestuurssamenstelling, verkiezing van leden, etc. te regelen is. Dat is een vraagstuk waar wij misschien door de inwerking treding van een schooladvies- en begeleidingsdienst een eerste aanzet voor een systematische aanpak zouden kunnen leveren. In de tweede plaats zou men kunnen zeggen dat democratisering inhoudt dat ouders en leerkrachten betrokken worden bij het bestuur van de school. Daarmee komt men aan een vraagstuk dat mijns inziens een bijzonder moeilijk vraagstuk is. Niet in de zin dat men bij het bestuur van de school betrokken zou moeten kunnen worden, want ik heb in diverse contacten wel gesteld dat het voor mij nog de vraag is wat ook hier in de belangstelling centraal zou moeten staan. Ik heb in mijn vele contacten met het onderwijs ervaren dat het voor de ouders gewoon een belemmering kan zijn deel te moeten nemen aan alle huishoudelijke beslommeringen die aan het besturen van een school verbonden zijn en dat men dus misschien een bestuursstructuur zou moeten hebben die erop gericht is dat het technisch-administratieve werk en het onderhoudstechnische werk van het schoolgebouw, ook wat het bouwen enz. betreft, overgedragen wordt -- het klinkt misschien wat gek in deze tijd, maar toch durf ik het te stellen -- aan een groep geïnteresseerden die daarin deskundig zijn en ook bereid zijn op die vlakken openheid te geven. Met andere woorden, men zou zich moeten richten op de belangstelling en kwaliteiten van de mensen die daarvoor hun tijd beschikbaar willen stellen. Het komt mij name lijk voor dat in tal van besturen de mensen die in wezen geïnteresseerd zijn in hun kind --ik meen dat dit bij de ouders centraal staat -- en in het geluk en de toekomst van hun kind, in feite geïnteresseerd zijn in het onderwijsgebeuren als zodanig. Ik geloof dan ook dat wij het niet klaren met onze structuren wanneer wij er niet in slagen de deelneming van iedereen op zijn eigen terrein en met zijn eigen aanleg en interesse mobiel te maken en te benutten. Dat vraagstuk is volop in beweging in de onderwijswereld en ik moet zeggen dat ik soms toch wel verheugd ben dat het geluid dat ik al vele jaren laat horen hier en daar blijkbaar weerklank begint te vinden. Dan komt men bovendien voor de moeilijkheid te staan hoe men vorm moet geven aan wat ik zou willen noemen de deelneming van de ouders aan het onderwijsgebeuren. Dat is naar mijn vaste overtuiging niet te bereiken door hier of daar enkele bestuurszetels te claimen. Dat is een proces van veel grotere omvang en dat valt in het niet tegenover datgene wat men hier ten aanzien van het vraagstuk van de democratisering aan de orde heeft gesteld. Wanneer men dan nog een categorie wil noemen -- en dan ben ik er misschien nog niet -- dan is het dat democratisering eigenlijk ook inhoudt dat in het schoolgebeuren ook, zij het misschien op andere wijze, de leerling moet participeren en dat ook hij enige invloed in het geheel moet hebben, maar hoe dat te realiseren is, is een vraagstuk waarmee wij bepaald nog niet klaar zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 27