285
12 FEBRUARI 1971
Om die reden ben ik van mening dat het thans bestaande cul
tuurbeleid duidelijk op de helling moet en dat er een nieuwe cul
turele koers moet worden gevaren. Ik verwacht ook inderdaad dat de
raad van de nieuwe wethouder en de straks te formeren nieuwe cul
turele laad een nieuw ontwerp voor een cultuurbeleid zal bereiken.
Vervolgens heb ik nog enkele vragen naar aanleiding van de vra
gen 255, 257 en 259. Het huidige cultuurbeleid wekt nog te sterk
ae indruk een lokaal beleid te zijn. Wij zouden dat lokale beleid
graag uitgebouwd zien tot een regionaal beleid. Kijken wij namelijk
naar de praktijk van de agglomeratieraden en de regiovorming, dan
constateren wij daarin dat gemeenschappelijke sociaal-culturele rege
lingen vaak de sluitposten vormen van deze activiteiten. Mijn vraag
aan de wethouder is dan ook of hij mogelijkheden ziet om een re
gionaal cultuurbeleid in de regio aan te spannen en of hij ons daar
omtrent wil informeren.
Mijn tweede vraag aan de wethouder van cultuur betreft het vol
gende. Onder de verantwoordelijkheid van de huidige wethouder van
cultuur en recreatie valt ook de gemeentelijke dienst voor jeugd en
sport. Aangezien jeugdactiviteiten en sportactiviteiten duidelijk onder
deel uitmaken van een cultuurbeleid, zou ik de wethouder willen
vragen op welke wijze afstemming en coördinatie van deze gemeen
schappelijke activiteiten plaatsvinden. Ziet de wethouder mogelijkheden
in de toekomst aan deze coördinatie een goede organisatorische vorm
te geven?
Tot slot nog een korte vraag, Hoe ziet de wethouder de relatie
van de hopelijk binnenkort te formeren culturele raad met de afde
ling voor culturele zaken uit de raad? Is hier sprake van een doublure
of ziet de wethouder andere mogelijkheden?
Ter afsluiting van mijn betoog in eerste instantie nog een opmer
king over het experimenteerfonds waarvoor ik heb gepleit. Ik blijf
van mening dat een dergelijke experimenteervorm in het kader van
cultuurverandering en cultuurvernieuwing een zeer belangrijke functie
zou kunnen vervullen. Het is mij bekend dat de huidige financiële
situatie van De Trapkes vrij moeilijk is. Aan de andere kant meen
ik echter dat De Trapkes voor de Bredase samenleving een zekere
experimentele functie heeft vervuld. Men heeft namelijk op diverse
terreinen nieuwe cultuurvormen gei'ntroduceerd. Ik zou de wethouder
dan ook willen verzoeken de huidige financiële situatie van De Trap
kes welwillend te behandelen.
De heer SANDBERG: De wethouder is nieuw, de cijfers zijn oud
en het merendeel van de raadsleden in de afdeling voor culturele
zaken is ook nieuw. Ik hoop dat de wethouder het met mij eens
is wanneer ik zeg dat wij als nieuwe leden bijzonder moeilijk in
zicht krijgen in datgene wat er nu eigenlijk in de cultuursector ge
beurt. Wat dat betreft vind ik het dan ook bepaald jammer dat de
wethouder niet de mogelijkheid heeft aangegrepen in vraag 255,
in zijn antwoord op de vraag welke de beleidsuitgangspunten zijn
verwijst hij naar de in te stellen culturele raad, om iets van zijn
nieuwe ideeën te spuien.
Het is al meer gezegd, zowel tijdens de algemene beschouwingen
als tijdens het verdere verloop van deze begrotingsbehandeling: wij
worden hoe langer hoe vaker geconfronteerd met verwijzingen naar
commissies. Ik zou wat dat betreft toch de uiterste prudentie wil
len betrachten, want anders staat er straks in het antwoordboek nog