287
12 FEBRUARI 1971
men zie slechts de bedragen voor de Brabantse orkeststichting, het
Zuidelijk Toneel en de toneelwerkgroep Proloog naast de bedragen
voor het vestzaktheater De Hapkes en de Beeldenaar.
Ik deel de hoop en de verwachting van de nieuwe culturele raad,
ik hoop ook dat men een bijdrage zal kunnen leveren in dat brede
welzijnsbeleid, voor zover wij weten is men daar ook duidelijk toe
bereid.
De permanente educatie is een zaak die mij hevig interesseert en
die ik graag uitvoerig ter discussie zou willen stellen. Dat is echter
niet mogelijk en daarom wil ik volstaan met het noemen van enkele
belangrijke uitgangspunten van de permanente educatie -- sommigen
in deze raad zullen misschien liever spreken van education permanente
en wel de volgende.
Een belangrijk uitgangspunt is mijns inziens de gedachte dat de
mens voortdurend moet blijven leren en dat deze snel veranderende
samenleving dit ook van hem vraagt. De mens is nooit klaar en
even veranderlijk als deze samenleving. Van permanente educatie
wordt gesteld dat onderwijs aan en vorming van volwassenen even
normaal en vanzelfsprekend moet worden geacht als het opvoeden
en onderwijzen van kinderen. Geen enkele vorm van onderwijs kan
in deze tijd worden beschouwd als eindonderwijs, alle vormen van
onderwijs moeten voorbereiden op voortgaande vorming in het be
roep, in de vrije tijdssector en in het vormings- en ontwikkelings
werk met volwassenen. Educatieve diensten en organisaties voor vol
wassenen zijn naar mijn gevoel hopeloos versnipperd, er is nauwe
lijks sprake van een horizontale integratie. Eenzelfde soort vorming
vinden wij nu verspreid over volkshogescholen, vormingscentra, volks
universiteiten, vrouwenorganisaties, vakbonden, culturele centra,
jongerencentra en noem maar op. Iedereen beweegt zich op het
terrein van een ander en men neemt dat elkaar vaak ook nog kwalijk.
Een pleidooi voor samenwerking sluit overigens differentiatie en spe
cialisatie niet uit.
Uit deze korte opsomming van uitgangspunten zou ik een aantal
suggesties en wenselijkheden voor een gemeentelijk beleid willen
afleiden. In de eerste plaats de noodzaak om alle educatieve voor
zieningen op elkaar af te stemmen en bij elkaar te brengen. Een
bijzondere moeilijkheid op de weg naar een harmonisch samen
hangend beleid is dat de diverse educatieve voorzieningen als jeugd
beleid en cultuurbeleid, onderwijsvoorzieningen en vormingswerk
voor volwassenen vallen onder de portefeuilles van verschillende
wethouders. Men kan zich in dit verband dan ook onder meer af
vragen of de portefeuilleverdeling juist is en gehandhaafd moet
worden.
Als tweede punt sluit daarbij aan dat onderwijsbeleid, beleid
ten aanzien van volksontwikkeling, bibliotheekbeleid, cultuursprei
ding e. d. geen gei'soleerde stukken beleid mogen vormen, omdat
zij onderdelen vormen van de permanente educatie. Een bibliotheek
wordt meer toegankelijk wanneer die bijvoorbeeld samenwerkt met een
volksuniversiteit en andere organisaties. Schoolruimten kunnen ook
na 4 uur nog zinvol worden gebruikt.
In de derde plaats is het in het kader van de permanente educatie
zeer belangrijk dat onderwijsvoorzieningen, culturele centra, buurt
huizen, bibliotheken, enz. zo worden opgezet dat daarin ook een
stuk jeugdbeleid en vormingswerk gerealiseerd kunnen worden. Iso
lement brengt beide zijden gevaarlijk dicht bij een steriel hobbyisme.