12 FEBRUARI 1971
292
vorige week ook en volgende week gaan wij er weer over door.
Binnenkort kunnen voorstellen daaromtrent van het college worden
verw acht.
De heer Kramer heeft zijn bezorgdheid geuit met betrekking tot
de culturele raad. Ik moet hem zeggen dat ik dit wat prematuur
vind, omdat de culturele raad er nog niet is. Mijns inziens moet
worden afgewacht hoe die gaat opereren. Volgende week ontvang
ik de kandidaten, waarmee ik niet wil zeggen dat daaruit de cul
turele raad al dan niet gevormd zal worden. Wij willen hen in alle
openheid en oprechtheid ontvangen en een kans geven.
De heer Kramer heeft tot slot verwezen naar een interview in
Oelaat. Ik meen te moeten volstaan met de mededeling dat ook
ik dat interview gelezen heb.
De VOORZITTER: Ik vind dat de wethouder goed geantwoord heeft,
dames en heren. Dat mag voor u een uitnodiging zijn om.
De heer VAN LOON: niets meer te zeggen.
De VOORZITTER: De heer van Loon trekt ditmaal een zeer juiste
conclusie!
De heer SEVERENS: Ik zal wederom proberen zo kort mogelijk te
zijn. Ik ben< blij met het antwoord van de wethouder ten aanzien
van de Trapkes, Wat betreft zijn opmerkingen over de huidige in
houd van het cultuurbeleid geloof ik dat bi] het ontbreken van dui
delijke uitgangspunten daarvoor toch een antwoord zou kunnen worden
gevonden op ae vraag wat in feite de inhoud is van het cultuurbe
leid. Daarvoor behoeven wij slechts de totale uitgaven voor het hui
dige cultuurbeleid te analyseren en dan komt vanzelf uitdrukkelijk
naar voren dat het hoofdaandeel van het totale cultuurbudget naar
kunstvormen en -activiteiten gaat. Vandaar dat ik ervoor heb ge
pleit dit te verbreden naar een planmatig, doelbewust en systema
tisch cultuurbeleid, waarbij ik bijzonder sterk zou willen aandringen
op het stellen van doeleinden als het bevorderen van sociale en politieke
bewustwording. Ik ben namelijk van mening dat een deel van het
huidige onbehagen en ongenoegen duidelijk verband houdt met de
kritiek die men heeft op de sociaal-economische orde. Willen wij
daar iets aan doen en de mensen helpen zich daarvan een duide
lijke indruk te vormen, dan is het noodzakelijk dat men weet waar
men aan toe is. Dat betekent dus ook een vergroting van de mon
digheid van de mensen, wat inhoudt dat wij waarschijnlijk meer
middelen zullen moeten uittrekken om de mensen de mogelijkheid
te bieden aan die sociale en politieke bewustwording te doen.
In tegenstelling tot de huidige situatie geloof ik ook dat het be
lang van de passieve kunstbeleving een beetje passé is en dat daar
voor in de plaats moet komen het leggen van het voornaamste ac
cent op het doen en vooral het zelf-doen, waarmee tegelijkertijd
ook nieuwe culturele doeleinden naar voren komen als zelfrealisatie,
verhoging van zelfwerkzaamheid en zelfexpressie. Een ombuigen
van het cultuurbeleid in die richting zal mijns inziens ook duide
lijk uitmonden in meer democratisering van het cultuurbeleid, waar
op de wethouder ook al heeft gewezen. Daarbij moet er uiteraard
aandacht zijn voor de zogenaamde horizontale cultuurspreiding, door
de cultuur veel meer naar de mensen toe te brengen. Het streven