293 12 FEBRUARI 1971 bepaalde kunstvormen te populariseren voor brede lagen van de samenleving wordt naar mijn mening in toenemende mate een verouderd standpunt. Wij moeten de mensen juist helpen een eigen culturele keuze te doen opdat zij een stuk culturele zelfbepaling laten zien. Daartoe zal mogelijk veel meer op buurt- en wijk niveau moeten gebeuren dan tot nu toe het geval is en minder geconcentreerd op het centrum van de stad. Over de culturele raad hoef ik op dit moment niets meer te zeggen. Wij krijgen daartoe volop de gelegenheid wanneer de werkgroep haar taak beëindigd heeft. Ik wil nu volstaan met te constateren dat ik blij ben dat de voordracht de raad waarschijnlijk op korte termijn zal bereiken, waarbij het mij uiteraard verheugt dat men wat betreft de samenstelling verder is gegaan dan alleen maar Bredanaars daarvoor uit te nodigen. Ik ben ook blij met het onderstrepen van de onderzoekfunctie. Voor een evenwichtig beleid, waarbij men de diverse activiteiten en culturele functies opnieuw wil afwegen en op elkaar afstem men en toetsen, is een dergelijk onderzoek mijns inziens per se noodzakelijk. Deze taak is niet voor de culturele raad weggelegd, zowel door tijdgebrek als door een gebrek aan deskundigheid. Een juiste programmering en een goed toekomstig cultuurbeleid zullen het onmogelijk kunnen stellen zonder de onderbouw van een gedegen stedelijk onderzoek. Ik weet niet of de wethouder mij verkeerd heeft begrepen toen ik zei dat het cultuurbeleid een elitebeleid is. Wat ik heb bedoeld is dat de beperking van het huidige cultuurbeleid tot voornamelijk een kunstbeleid inhoudt dat lang niet alle groeperingen daarin kunnen participeren. Het is mijns inziens duidelijk dat belangrijke slokops als Brabants Orkest, Zuidelijk Toneel, enz. slechts ten dienste staan aan bepaalde lagen van de samenleving, terwijl de onderliggende lagen daar via ae belastingen toch ook aan mee betalen. Vandaar dat ik meen dat mijn pleidooi voor verdergaande democratisering zeker op zijn plaats was. De heer KRAMER: Ik meen te mogen vaststellen dat er nog eens over dit onderwerp gediscussieerd zal moeten worden. Ik betreur de korte tijd die ons ter beschikking staat, want in wezen doen wij de cultuur tekort met dit tempo waarin wij menen ons lijstje te moeten afwerken. Wat mijn geldverdienende aspecten betreft zegt de wethouder de notulen nog eens te zullen nalezen. Oelaat heeft hij al gelezen, maar ik hoop dat hij het niet bij lezen alleen zal laten. Verder heb ik gevraagd naar de publikatiebevoegdheid van de directeur van de stadsschouwburg. Ik meen te weten dat er afspra ken zijn, maar ik zal er graag op terugkomen in de afdeling voor culturele zaken. Als de wethouder mij kan toezeggen dat wij er daar nog eens op terug kunnen komen lijkt mij dat de aangewezen plaats. Tenslotte hoop ik dat de studie van ir. Diks, wiens kennrs en activiteiten ik zeer hoog waardeer, zal opleveren dat er uiteinde lijk door reorganisatie nog iets te verdienen is in het totaal van de begroting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 293