298 12 FEBRUARI 1971 Wethouder MELZER: De heer van Banning heeft een vraag gesteld over de vliegveldsituatie in West-Brabant. Ik wil zeggen dat Woens- drecht en Steenbergen zaken zijn die eigenlijk thuishoren in het struc tuurplan voor West-Brabant. Er zou interregionaal overleg moeten plaatsvinden, alsmede overleg met de rijksoverheid. Tot mijn portefeuille behoort wel het vliegveld Seppe. Ons heeft een aanvraag bereikt of wij met wat meer aandelen zouden willen participeren. Het college is van mening dit niet te moeten doen, ondanks het teruglopen van het exploitatieverlies. Wij voelen er meer voor dat de n. v. haar statuten wijzigt, opdat particulieren kunnen deelnemen in het kapitaal van het vliegveld. Wij zouden namelijk wel eens willen zien in hoeverre het bedrijfsleven bereid is in de kosten van het vliegveld te participeren. De bundeling van al die activiteiten in hoofdstuk X is mij niet helemaal duidelijk, Bejaardenproblematiek lijkt mij juist iets voor de wethouder aan mijn rechterzijde. Over het algemeen zijn deze zaken economisch niet bijster interessant, want zij kosten geld. Ik wil de heer Brooimans zo goed mogelijk antwoorden op vragen over het Turfschip, al moet ik zeggen dat dit onderwerp in het vragenboek niet is aangediend. Ik meen dat de B. B.A. ressorteert onder de portefeuille van mijn collega van Dun en hem wil ik verzoeken over dat punt de nodige voorlichting te verschaffen. Wethouder VAN DUN: Ik begin te begrijpen dat de vraag van de heer Geene volkomen terecht is. Ik dacht al klaar te zijn met het beantwoorden van vragen en nu blijkt een stuk B. B.A. onder economische aangelegenheden te vallen. Ik houd er niet van staande de begrotingsbehandeling begrotingswijzigingen te introduceren, maar ik zou om te beginnen de raad en dus ook de heer Kroon willen voorstellen de laatste drie regels van het antwoord op vraag 284 te schrappen. Ik geloof dat ae verbinding die daar gelegd is niet juist is. De heer Kroon heeft gevraagd hoe het zit met de reductie voor bejaarden en invaliden op de tarieven van de vervoermaatschappij. Eerlijk wil ik bekennen dat ik niet weet welke filosofie hieraan ten grondslag ligt, omdat ik nog niet zo ver gevorderd ben in het over leg met de vervoermaatschappij. Ik wil dit in dit overleg, in de verkeerscommissie en in de raadsafdeling voor verkeer en vervoer aan de orde stellen. De VOORZITTER: Ik wil de heer van Banning nog zeggen naar aanleiding van het antwoord op vraag 282 dat het bekende rapport van het economisch technologisch instituut in Noord-Brabant over de vestigingsmotieven van de industriële bedrijven in het bestuur van de stichting overleg- en informatiecentrum op 1 februari in eerste lezing aan de orde geweest is. Het rapport is klaar. Ik hoop dat u mij niet zult vragen wat daarm allemaal aan de orde wordt gesteld, maar be langrijk is bijvoorbeeld de vraag of de oppervlakte aan industrieter rein in West-Brabant in overeenstemming is met de behoefte. Tk zeg de heer van Banning toe dat deze zaak een tweede lezing krijgt in het bestuur van de stichting overleg- en informatiecentrum over en kele weken. Als voorzitter van deze stichting ben ik van plan het daarna de gemeente toe te sturen. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan de wens dit in de een of andere vorm aan de orde te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 298