12 FEBRUARI 1971 302 7. VASTSTELLING VAN DE GEMEENTEBEGROTING 1971 IN ZIJN GE HEEL. Hierbij komt tevens aan de orde de vaststelling van de le wijzi ging van de begroting van de algemene dienst. De VOORZITTER- Dames en heren. Wij zijn hiermee genaderd aan het hoogtepunt van deze dagen, de vaststelling van de gemeente begroting in zijn geheel. Kunt u met deze begroting instemmen? De heer VAN OS: U hebt volkomen gelijk wanneer u zegt dat dit het belangrijkste moment is van deze begrotingsbehandeling. De vraag is nu welke onze houding is tegenover deze begroting. Ik meen dat in de afgelopen dagen heel duidelijk is gebleken dat de prioritei ten, zoals die zijn verwerkt in deze begroting, en de prioriteiten van de raad niet overeenstemmen. In de loop van het jaar zullen wij over eenkomstig onze prioriteiten de raadsvoorstellen op het gebied van de huisvesting moeten goedkeuren. Ik vind dat wij in principe nu moeten beslissen waar het geld daarvoor vandaan moet komen. Mogelijkheden daartoe zijn bijvoorbeeld een beroep te doen op de reserves, of het mettertijd hanteren van het rode potlood om dingen die wij hebben aangenomen door te strepen. Doen wij dat niet op dit moment en keuren wij deze begroting goed, dan spelen wij mijns inziens geen eerlijk spel. In feite zitten wij dan met een niet-sluitende begroting, wij komen er alleen niet rond voor uit. Daarmee is de begrotingsbehandeling geworden tot een moeizaam aannemen van allerlei voorstellen, die dan over enkele maanden weer worden verworpen. Wij zijn derhalve van mening dat de raad en het college zich nu moeten uitspreken over de mogelijke dekking van grote uitgaven in de zeer nabije toekomst ten behoeve van de huisvesting. Onze steun aan deze begroting hangt volledig af van volstrekte duidelijkheid op dit punt. Een en ander onderstreept de noodzakelijkheid van een tijdig overleg tussen het college en de raad over de prioriteiten van een komende begroting. De mening van deze raad stemt kennelijk niet overeen met die van het vorige colle ge, dat deze begroting heeft opgesteld. De VOORZITTER: Mag ik u vragen wat uw conclusie is, mijn heer Van Os? Ik heb de begroting in zijn geheel aan de orde gesteld en gevraagd of u bereid bent die begroting te aanvaarden nadat wij daarover hebben gediscussieerd en de verschillende onderdelen van de begroting achtereenvolgens hebben aanvaard. De heer VAN OS: Ik meen dat ik duidelijk heb gedemonstreerd dat onze steun aan deze begroting volledig afhangt van duidelijkheid over het punt van de dekking van uitgaven die wij in de zeer nabije toekomst overeenkomstig onze eigen prioriteiten zullen moeten doen. Die zijn namelijk niet in de begroting verwerkt. De heer CRUL: Bij de behandeling van het onderwerp volkshuis vesting had ik de indruk dat wethouder Broeders en wethouder Van Dun, toen zij in discussie waren met de heer Spanjer, toezegden dat wij een duidelijk antwoord zouden krijgen op onze problemen met de totale begroting. Toen dat er niet helemaal uitkwam hebben wij daarover in de pauze nog eens met elkaar gesproken. Wij veronderstelden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 302