18 FEBRUARI 1971 326 Met de stichting Bouvigne, de feitelijke gebruikster sedert 1963 en met de Plus X-stichting, de formele huurster, zijn in 1966 onder handelingen geopend, waarbij de vestiging van een zakelijk recht op een gedeelte van het landgoed, de regeling van het achterstallig onderhoud, de herziening van de huurprijs en -voorwaarden, alsmede het gebruik en de bestemming van het landgoed met de daarop ge stichte gebouwen, onderwerp van gesprek waren. In meer algemene zin werd hierover reeds melding gemaakt in ons voorstel aan de raad van 29 juli 1970, bijlage nr. 287. Met name het zakelijk recht van erfpacht was voor de stichting Bouvigne van belang, omdat hierdoor zekerheid geboden kon worden bij de aantrekking van geldleningen. Ons college heeft zich in 1967 bereid verklaard aan de raad voor te stellen onder bepaalde voorwaarden, o. a. met betrekking tot de be stemming, een gedeelte van de grond uit het lopende huurcontract te lichten en in erfpacht uit te geven aan de stichting Bouvigne. Op onze voorstellen hiertoe werd noch van de Pius X-stichting, noch van de stichting Bouvigne reactie ontvangen, zodat een en ander niet tot resultaat leidde. Dit aanbod is van de zijde van het college herhaald in een bespre king met de beide stichtingen op 24 december 1970. Ook hierop is tot heden geen reactie ontvangen. Ons college ziet in dit stadium geen verdere mogelijkheden ter zake. VRAAG, (gesteld in de raadsvergadering van 17 december 1970) De heer VAN BANNING: U weet dat ik altijd veel interesse heb voor de jaarverslagen die ons als raadsleden bereiken. Ik heb met veel interesse en ook met waardering kennis genomen van het jaarverslag over 1969 van het gemeentelijk vervoerbedrijf. Ik meen dat een woord van waardering op zijn plaats is voor het vele dat het vervoerbedrijf, met inbegrip van de brandweer, in het verslag jaar weer heeft gedaan voor de inwoners van Breda en de wijde omgeving. Het is mij daarbij opgevallen dat in het jaarverslag toch nog 2{ pagina tikwerk zit met allerlei wandaden en vernielingen, juist aan die apparatuur die gebruikt moet worden als mensen in nood verkeren. Juist waar wij vandaag de dag steeds weer lezen dat omstanders geen helpende hand bieden wanneer iemand in nood verkeert, vind ik dit toch wel een intrieste zaak. Ik wil dan ook de vraag voorleggen aan het college of het een brief kan doen uitgaan aan het onderwijzend personeel en aan de leiders van jeugdorganisaties om hen te wijzen op de noodzaak van het in stand houden van dergelijke artikelen en hulpmiddelen en de jeugd daartoe te laten bijdragen. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat de vernielingen worden aangebracht door volwassenen. Ik zou ook de pers willen vragen hieraan ruime aandacht te besteden. ANTWOORD. Uw vraag heeft betrekking op het ontvreemden, in het water werpen en vernielen van het reddingsmateriaal aanwezig bij de bruggen. Dit gebeurt vooral bij avond en in de nacht door balorige oudere jeugd of door brooddronken of werkelijk dronken lieden. Bezitters van boten veelal afkomstig uit andere plaatsen ontvreemden de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 326