18 FEBRUARI 1971
330
raadslagingen zou kunnen uitmaken.
De VOORZITTER: Wilt u zo goed zijn mij de motie ter hand
te stellen?
Deze motie luidt als volgt:
"De raad van de gemeente Breda,
met teleurstelling kennis genomen hebbende van de stopzetting
der rijkssubsidie aan de volkshogeschool Bouvigne te Breda en
de sluiting van deze volkshogeschool,
zich positief uitsprekend over de plaats en de functie van het
volkshogeschoolwerk vanuit Bouvigne in het belang van de stad
en het gewest,
verzoekt het college van burgemeester en wethouders van Breda
1. de mogelijkheid te onderzoeken om in de bestaande of een
nieuwe rechtsverhouding tussen de gemeente Breda en de
Pius X-stichting binnen het Bouvigne-complex de continui'teit
van het volkshogeschoolwerk te verzekeren;
2. bij wijziging van de onder 1. genoemde rechtsverhouding in
ieder geval plaats en ruimte voor de mogelijke voortzetting
van het volkshogeschoolwerk op Bouvigne te clausuleren;
3. bij de rijks- en provinciale overheid aan te dringen op reser
vering van de reeds in 1971 in de onderscheidene begrotingen
opgenomen subsidies, dit in afwachting van met betrekking
tot de voortzetting van het volkshogeschoolwerk te nemen
initiatieven;
4. deze motie ter kennis te brengen van de rijks- en provin
ciale overheid.
De motie is ondertekend door de heren van Loon, van der
Werff, Kroon en von Schmid.
Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie mede onderwerp
van beraadslaging uit.
De heer VAN BANNING: Bij raadsvoorstel van 8 januari 1969,
bijlage 40, werd een voorstel ingediend tot het beschikbaarstellen
van een krediet voor het geschikt maken van Wolfslaar tot volks
hogeschool en tot verhuur van dit gebouw. In dit voorstel wordt
o. m. vermeld dat de stichting Bouvigne heeft verzocht het gebouw
te mogen huren voor huisvesting van haar volkshogeschool. Ik heb
een aantal vragen, maar als gevolg van het feit dat ik door dwingende
omstandigheden iets later ter vergadering ben verschenen, waarvoor
mijn excuses, had ik de indruk dat u deze vragen niet aan de orde
wilde stellen, terwijl daartoe tal van dwingende redenen aanwezig
zijn. Het ontslag van 35 personeelsleden is al een voldoende ar
gument. Het feit dat u, mijnheer de voorzitter, als burgemeester
besprekingen hebt gevoerd met de minister, het feit dat het rijk
zich heeft gemeld als gegadigde voor de gebouwen voor de huis
vesting van een nog niet met name genoemde dienst, het feit dat
de Foreign Study League zich blijkbaar heeft gemeld bij de heer
Jacobs, zijn ook allemaal redenen om deze zaak aan de orde te
stellen, evenals de mededeling in het dagblad De Tijd dat de
stichting Bouvigne vermoedelijk zal worden verkocht en het feit
dat er besprekingen zijn gevoerd met de A.B. V. A. en de federatie
van vormingscentra door het college. Dit zijn allemaal redenen