333 18 FEBRUARI 1971 nog niet overzien en daarom wil ik graag eerst het antwoord van het college afwachten. De heer KROON: Het is duidelijk dat de ondertekening van de motie voor ons ook betekent dat wij het vormingswerk en al het geen tot dusver op Bouvigne is gedaan bijzonder op prijs hebben gesteld. Men kan het met bepaalde activiteiten eens zijn of niet -- zoals ook de heer van der Werff in andere woorden heeft ge steld --, dat neemt niet weg dat ook wij van mening zijn dat alle activiteiten die daar hebben plaatsgevonden bijzonder belangrijk zijn geweest voor stad en gewest. Het is mede daarom dat wij gaarne de motie die door de heer van Loon is ingediend hebben onder steund. Wij willen onze stem daarvoor uitbrengen, maar wij wachten nog even het antwoord van het college af op ae vragen die zijn gesteld. Wanneer de heer van Os stelt dat er een zekere relatie bestaat tussen Bouvigne en de raad is dat mij niet duidelijk, evenals de stel ling dat bij deze zaak de onkreukbaarheid van de raad en het college in net geding zou zijn, maar mogelijk dat hierover in de verdere loop van de discussie duidelijkheid ontstaat, van welke zijde dan ook. De heer FROGER: Ik wil even opmerken dat ook wij de motie steunen, hoewel wij daarvoor niet zijn uitgenodigd. De heer AMERICA: Zoals de fractievoorzitter heeft gezegd ondersteun ook ik de motie, maar ik wil graag nog een aanvulling geven op punt 2. Daar wordt namelijk gesteld in ieder geval plaats en ruimte voor de mogelijke voortzetting van het volkshogeschool- werk te clausuleren. Ik zou graag een nadere verklaring willen geven van wat naar mijn mening en voor zover ik weet ook naar de mening van mijn fractie wordt verstaan onder plaats en ruimte. Voorzover bekend rust er op Bouvigne een schuld van 800. 000, - Ook bekend is dat er pogingen worden ondernomen om Bouvigne als complex te behouden. Het zal dan noodzakelijk zijn een keiharde zakelijke financiële opzet te bereiken, erfpacht te verkrijgen van de gemeente, waardoor hypotheek kan worden opgenomen op de gebouwen, terwijl er mijns inziens dan een soort exploitatiemaat schappij zal moeten komen die het geheel op een zakelijke manier gaat runnen, want het terugverdienen van die 800. 000,-- zal een heel moeilijke opgave zijn. Het komt mij als ex-cursusleider van het vormingscentrum onmogelijk voor straks in een dergelijke zakelijke situatie vormingswerk te verrichten. Mijn voorkeur gaat dan ook uit naar het vasthouden van het vormingswerk, maar, als moet worden overgegaan tot een dergelijke zakelijke opzet, het werk niet in het Bouvigne-complex te laten plaatsvinden maar elders ruimte te vinden, omdat het voor dit werk noodzakelijke klimaat daar dan niet meer kan worden gevonden. Mejuffrouw PAULUSSEN: Ik kan de kanttekening van de heer America volledig onderschrijven. De VOORZITTER: Allereerst wil ik voor goed begrip aan het adres van de heer van Banning opmerken dat het college niets uit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 333