18 FEBRUARI 1971
334
de weg ljeeft te gaan, ik neem aan dat wij elkaar op dat punt
volledig verstaan. Het kan zijn dat die indruk een ogenblik is
gewekt, maar het college heeft eenvoudig niet te beslissen of een
zaak in deze raad al of niet aan de orde zal worden gesteld. Wij
hebben het straks behandeld zoals het behoort en ik geloof dat er
alle reden toe was dat te doen. Overigens is dit een zaak die noch
de voorzitter van de raad, noch de wethouder tot zijn bevoegdheid
kan rekenen. Tot zover het deel van de beantwoording dat ik voor
mijn rekening wil nemen.
Wethouder BROEDERS: De reden dat ik hier namens het college
antwoord is tweeledig. De Bouvigne-zaak is een vrij oud gegeven,
zoals uit de verdere stukken zal blijken, terwijl voorts in het nieuwe
college onder mijn voorzitterschap enkele besprekingen zijn gevoerd
waarbij de collega's die u in het antwoordspel al hebt gehoord be
trokken waren.
Het is voor mij geen eenvoudige opgave om te antwoorden
op al hetgeen hier is gesteld. Ik wil echter toch proberen -- en ik
zeg uitdrukkelijk proberen -- duidelijk te maken wat het college
heeft bedoeld in zijn antwoord op de vragen van de heer America,
waarover mogelijk enig misverstand is ontstaan. Ik zal dit vooraf
doen, hoewel ik daarbij de sprekers niet helemaal op de voet volg.
De heer van Os heeft even aangestipt, en de heer van Banning
is daar wat dieper op ingegaan, dat wij ons in het college op het
standpunt hebben gesteld dat wij zeer voorzichtig te werk moeten
gaan wanneer het gaat, om een vermenging van taken en verant
woordelijkheden. Wat is namelijk het geval? De raad heeft recht,
volledig recht, op verantwoording van datgene wat dit college en
vorige colleges hebben gedaan. Zo hoort net nu eenmaal en zo moet
het ook gebeuren. Wanneer men het college echter dingen vraagt
die het college niet, niet volledig en niet helemaal beoordeelbaar
zou moeten beantwoorden, dan past het het college mijns inziens
de raad te zeggen dat wij daartoe niet de mogelijkheid en de be
voegdheid hebben. Met andere woorden, wij zouden onszelf eigen
lijk overtillen, wij zouden u mogelijk zelfs een verkeerd beeld
geven, wij zouden op een stoel gaan zitten die ons niet toekomt.
Ik moet zeggen dat ik tegen deze beantwoording opzie, om
dat mijn woorden mogelijk weer aanleiding kunnen geven tot mis
verstanden. Het is niet onze bedoeling geweest de problematiek
uit de weg te gaan. Wanneer de heer van Banning echter zegt
dat het college wel antwoord had kunnen geven, omdat het ae oud
directeur van Bouvigne in zijn midden heeft, dan zeg ik in alle
duidelijkheid en openbaarheid, nee mijnheer van Banning, wat
datgene wat hij met zijn wetenschap als oud-directeur van Bouvigne
in het college zou zeggen, zou voor het college onvoldoende zijn,
omdat daarbij ook hoort het woord van de mensen die er op een
andere wijze bij betrokken zijn, namelijk de besturen van de des
betreffende stichtingen die met deze problematiek te maken hebben.
Mogelijk ook de federatie van volkshogescholen die is genoemd,
mogelijk het ministerie, de provincie en de accountant die de
onderzoeken heeft verricht. Wij hebben niet de bevoegdheid en de
mogelijkheid het geheel zo te vormen dat wij de raad een verant
woord beeld kunnen voorzetten. Het gaat niet om een beeld pro
of contra, maar om het juiste beeld. Dat is de achtergrond van
die beantwoording, die mogelijk hier of daar de indruk kan hebben