33
14 JANUARI 1971
Aan het begin van zijn antwoord heeft de wethouder gezegd
dat de kwestie van de democratisering verschillende kanten heeft,
waarbij hij als eerste punt heeft genoemd de gelijke kansen voor
iedereen. Ik heb dat met nadruk namens mijn fractie niet aan de
orde gesteld, omdat dit naar mijn mening een punt van discussie
had moeten zijn bij de aanvaarding van het rapport. Ik ben het
overigens geheel met de wethouder eens dat dit een zeer belangrijke
zaak is, ook voor deze commissie. Wij zouden nog wel kunnen praten
over prioriteiten van werkzaamheden, waarbij ik speciaal denk aan
kinderen uit sociaal zwakke milieus, maar dan ga ik er dieper op
in dan ik van plan was.
Een tweede groot punt is de deelneming van de ouders waarover
de wethouder heeft gesproken, zowel wat het bestuur betreft als
allerlei ingewikkelde zaken waar de school mee te maken heeft
zoals het beheer van gebouwen, etc. Ik meen dat het een goede zaak
is de ouders er zoveel mogelijk op alle terreinen en op ieder moment
bij te betrekken en te zeggen: ouders, let op uw zaak, het gaat om
uw kinderen. Over het betrekken van de leerlingen bij deze zaak
heb ik niet gesproken, met name niet omdat het hier gaat over het
basis- en het kleuteronderwijs. Overigens ben ik qr voor de jonge
mensen zoveel mogelijk verantwoordelijkheid te geven.
Dan komt de kwestie van de typische situatie waarin deze com
missie ex artikel 61 zich bevindt. Bij de discussies over de commissies
van bijstand hadden wij het ook over een typische zaak, maar dat
was weer iets anders. Er is echter altijd wel iets typisch of iets spe
cifieks, waardoor wij op een of andere manier toch niet kunnen be
sluiten met elkaar tot een bepaalde procedure te komen.
De wethouder heeft ook een citaat uit het rapport aangehaald,
op grond waarvan de werkgroep heeft besloten te komen tot een
commissie ex artikel 61, waarbij hij heeft gezegd dat het vooral
gaat om het gemeentelijk inkaderen. Ik heb zojuist uit het zelfde
rapport een ander citaat voorgelezen, waarin het wel om iets meer
ging dan alleen over het gemeentelijk inkaderen, namelijk de opvatting
dat het tot de taak van de plaatselijke gemeenschap behoort het func
tioneren van het onderwijs op lokaal niveau in zijn algemeenheid te
behartigen. Dat is mijns inziens een ruimere context dan het citaat
dat de wethouder aanhaalt en waarbij hij eigenlijk een beetje sugge
reert dat de werkgroep eigenlijk alleen maar heeft besloten een com
missie ex artikel 61 in te stellen op grond van voordelen als gemeen
telijk inkaderen, etc. Daarnaast zegt de wethouder nog dat het bij
een commissie ex artikel 61 gaat om het overdragen van bestaande
bevoegdheden. Wanneer het echter gaat om nieuw werk dat voor
ons ligt geloof ik dat ook in een visie op dat nieuwe werk al ge
dacht zou kunnen worden aan het overdragen van bevoegdheden,
maar misschien zie ik dat verkeerd.
Dan is er een punt dat mij enigszins is ontgaan -- maar dat
zal wel aan mij liggen namelijk waar de wethouder zegt dat
hij het jammer zou vinden als een deel van de raad een discussie
zou aangaan met de werkgroep. Van mijn rechterzijde wordt mij