337 18 FEBRUARI 1971 Wethouder BROEDERS: Daarna heeft de stichting Bouvigne om een nader afrondend gesprek gevraagd, dat heeft plaatsgevonden op 20 december 1966. Daarbij is nogmaals de bereidheid gevraagd de juridische structuur duidelijk te maken en is tevens gesproken over de hoogte van de huur en over het achterstallig onderhoud. Vervolgens is op 28 februari 1967 onder verwijzing naar het verslag van deze bespreking een brief geschreven aan het bestuur van de stichting Bouvigne waarin alle voorwaarden schriftelijk zijn vastgelegd. Daarbij kom ik op het bedrag voor het achterstallig onderhoud, dat op prijsbasis 1967 door Openbare Werken werd getaxeerd op 272.700,--. Volledigheidshalve moet ik daarbij aantekenen dat dit bedrag natuurlijk kan worden aangevochten door de andere partij. Het is geen overeengekomen bedrag, maar een bedrag volgens een taxatie op die prijsbasis en daar kan dus verschil van mening over bestaan. Hierover heeft een nader gesprek plaatsgevonden in 1967, waar bij betrokken was mr. Jacobs als adviseur van de stichting Pius X en waarin wederom de nadruk is komen te liggen op de regeling van het achterstallig onderhoud. In november 1968 is er een bespreking geweest met de besturen van de beide stichtingen. Daarin verklaarde men zich te kunnen ver enigen met de overnameprijs van de opstallen, die de stichting Bou vigne zou verhalen in een exploitatiebegroting voor de overheid, om het mogelijk te maken als stichting Bouvigne de verschillende werk zaamheden daar voort te zetten. Ook bij die exploitatiebegroting kwam natuurlijk de kwestie van het achterstallig onderhoud aan ae orde. Er is mondeling contact geweest op 3 april 1970, waarna op 24 augustus nog eens door de gemeente is gevraagd hoe de zaak er voor stond, of er overeenstemming was tussen de Pius X-stichting en de stichting Bouvigne en of wij gewoon verder konden werken. De heer VAN BANNING: Mag ik vragen welke datum u noemde? In welke maand en welk jaar was dat? Wethouder BROEDERS: De laatste brief om nog eens te herinneren aan de gemaakte afspraken die ik heb genoemd was van 24 augustus 1970. In december -- maar ik meen dat dit al bij de beantwoording van de vragen aan de orde is geweest -- is er nog een gesprek ge weest en ook daarin heeft de gemeente wederom haar bereidheid uitgesproken om tot een oplossing te komen, in die zin dat er een erfpachtcontract zou worden opgesteld. Ik wil u niet verhelen dat er rond deze zaak natuurlijk heel veel technische, financiële en mogelijk ook juridische problemen een rol spelen, maar de bereid heid om tot een oplossing te geraken is door het college steeds weer naar voren gebracht. Ik meen er goed aan te doen voor de volledigheid nog een aspect erbij te betrekken en wel dat ten aanzien van de restauratie de raad een tweetal kredieten heeft gevoteerd, namelijk op 20 juni 1968 een krediet van 10.000,-- voor het instellen van een onder zoek naar de bouwkundige toestand van het kasteel Bouvigne, waarna medio 1969 een restauratieplan werd ingediend en rijkssubsidie werd aangevraagd, terwijl op 13 augustus 1970 10.000,-- werd gevraagd voor het poortgebouw, maar dat plan is nog niet gereed. Intussen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 337