341
18 FEBRUARI 1971
heeft de raad recht op volledige informatie van onze kant over de
feitelijke gang van zaken. Hiermee kom ik in de richting van de
heer Crul, die het college al heeft gevraagd om een nader onder
zoek en informatie aan de raad. Wij zijn al volop met dat onder
zoek bezig, zoals men heeft bemerkt is er al heel wat aan gedaan.
Ik kan mij echter voorstellen dat wij het geheel nog eens gesche
matiseerd vastleggen en dat wij er in een afdeling nog eens verder
over praten, waardoor ook gemakkelijker het hoor en wederhoor kan
plaatsvinden. Wij kunnen de raad met een gerust hart alle informa
tie verstrekken, dat biedt zelfs wel voordelen. Door een bespreking
vooraf in een afdeling zouden wij mijns inziens echter nog meer infor
matie aan de raad kunnen doorgeven. Het moet toch gebeuren, om
dat er met betrekking tot die complexen ook beslissingen te verwach
ten zijn. Daar moeten wij op terugkomen en wanneer de raad tijdig
geïnformeerd is zal het ook eenvoudiger zijn de juiste beslissingen
te nemen.
Ik weet niet of het Uw bedoeling is, mijnheer de voorzitter,
dat ik iets over de motie zeg, of dat u di. zelf voor uw rekening
wilt nemen.
DE VOORZITTER: Dat laatste zou ik nog niet willen doen,
omdat ik eerst gelegenheid wil geven voor de tweede instantie,
waarbij ik het op prijs zou stellen als men ook zijn oordeel over
de motie uitspreekt, zodat daarover een afgerond oordeel kan wor
den gevormd. Ik denk daarbij speciaal aan hetgeen de heer Van
Banning zojuist heeft gezegd.
De heer VAN OS: De wethouder heeft een lang verhaal afgesto
ken. Ik meen dat wij allemaal onze best hebben gedaan alle bedra
gen te noteren en vlug bij elkaar op te tellen. Ik moet bekennen
dat het mij niet is gelukt. Mijns inziens is dit voor ons echter het
interessantste punt, daar kwam mijn vraag in concreto ook op neer,
namelijk hoe groot de totale vordering van de gemeente is op de
beide stichtingen. Er is ons nu een aantal bedragen genoemd, die
ik zoals gezegd niet bij elkaar heb kunnen optellen, maar ik neem
aan dat de wethouder van financiën die optelling allang heeft ver
richt en daarom bevreemdt het mij dat hij dit cijfer niet wil noe
men.
Wethouder BROEDERS; Ik meen dat ik het totaal wel degelijk
heb genoemd. Er is een discutabele post voor het achterstallig on
derhoud, groot 272.700,-- waarover zoals ik heb gezegd verschil
van interpretatie mogelijk is. Vervolgens is er aan huurschuld, ver
bouw ingskosten en renteverlies een schuld van 57.046,87, terwijl
de vordering van het energie- en waterbedrijf in totaal 4.065,65
bedraagt.
De heer VAN OS: Het wordt inderdaad gemakkelijker wanneer
men de bedragen kort achter elkaar hoort. Wij kunnen het er wel
over eens zijn dat het een fors bedrag is, laten wij het daar voor
lopig maar op houden, dat tot nu toe niet aan de raad bekend was.
Ik heb ook van de wethouder begrepen dat er ten aanzien van
de voortzetting van het vormingswerk geen initiatieven zijn geno
men door het college, bijvoorbeeld door bij het rijk en de provin
cie op informatie uit te gaan en te proberen de subsidies voor dit