34 14 JANUARI 1971 ingefluisterd dat er mogelijk sprake is van een misverstand en dat de wethouder uit mijn woorden zou hebben begrepen dat drie frac ties uit de raad met de werkgroep een discussie zouden willen aan gaan. Als dat het geval is ben ik onduidelijk geweest. Ik heb be doeld te zeggen dat drie fracties het college met nadruk zouden willen vragen via het college een discussie met de werkgroep aan te gaan. Over de kwestie van de herbenoembaarheid zijn ook door collega raadsleden opmerkingen gemaakt. Er is gezegd dat het jammer is bekwame mensen na acht jaar te laten gaan, maar je zou met even veel recht kunnen zeggen dat men met een onbeperkte herbenoem baarheid andere bekwame mensen niet de kans geeft om ook aan dit belangrijke werk deel te nemen, waarbij met name de kwestie van de doorstroming een heel belangrijk facet is. Wat verder het feit betreft dat de raad niet voor acht jaar gekozen wordt, zou ieder raadslid zich wel eens mogen afvragen of ook dat misschien geen goede zaak zou kunnen zijn, maar dat is dan mijn heel per soonlijke mening. Met de opmerking dat de commissie zelf moet uitmaken hoe zij de openbaarheid wil realiseren kunnen wij het ook wel eens zijn. Wij hebben alleen uitdrukkelijk gevraagd in de discussie met de werkgroep de kwestie van de openbaarheid opniew te bespreken, maar dat is een zaak waarvan ik meen dat men, als men de geest van het artikel van de gemeentewet goed verstaat, inderdaad spelregels moet durven af spreken en uitvoeren. Overigens wijst ook het rapport op de grootst mogelijke openheid en communicatie met de achterban. De wet houder heeft mij er niet van kunnen overtuigen dat dit op een andere manier mogelijk zou zijn. Ik wil nog even terugkomen op de herbenoembaarheid. Ik heb nog niet die ervaring in net netjes op een rijtje zetten van alle punten, zoals de wethouders dat kunnen, maar dat leer ik,misschien nog wel. De heer QUADEKKER: Als u een jaar of acht in de raad zit! Mejuffrouw PAULUSSEN: Tegen de tijd dat ik het dan kan ben ik net weg, mijnheer Quadekker! De wethouder heeft gezegd dat wij bij herbenoemingen de moed moeten hebben om de zaak kritisch te bekijken. Misschien is het een suggestie dat het college ons daarin al voorgaat, door iedere keer als er herbenoemingen aan de orde zijn die ook heel kritisch te bekijken en ons zodoende een voorbeeld te geven, hoewel wij daar zelf ook attent op zullen zijn. Dan kom ik nu aan de procedure van de rechtstreekse ver kiezingen. Iemand, ik meen dat het de heer Barij was, heeft mij gevraagd over wie het gaat. Het gaat over ouders in de zin der wet en dat zijn alle ouders die kinderen hebben op een kleuter-, basis- of b. 1. o. -school. Dat is mijns inziens nogal eenvoudig en ik vind het dan ook een beetje merkwaardig dat ook wethouder Broeders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 34