347
18 FEBRUARI 1971.
maar ook dat is een zaak waarvan men niet kan zeggen dat de
integriteit van raad en college daarbij op het spel staat. Men kan
hooguit zeggen dat er enkele lachwekkende dingen zijn gebeurd en
dat andere dingen niet helemaal duidelijk zijn. Wij zouden daar nog
urenlang over kunnen praten, maar met de integriteit heeft dit niets
te maken.
Ik vind het dan ook van belang dat de eerste motie, die door
de gehele raad is ondersteund en waarin de nadruk is gelegd op het
belang van het werk van Bouvigne voor de gemeenschap, ae nadruk
krijgt. Aan de tweede motie hebben mijn fractiegenoten en ik dan
ook geen behoefte.
De heer VAN DER WERFF: Het zal in het verleden wel eens
zijn voorgekomen dat de V. V. D.-fractie kritiek heeft geuit op het
beleid van het college. Ditmaal echter wil ik graag ons compliment
uitspreken voor de grote lankmoedigheid van het college en de be
reidwilligheid om voortdurend weer jarenlang een vriendelijke hand
uit te steken naar de bestuurderen van Bouvigne. Daarbij gaat het
in laatste instantie niet om slechts 61 mille, maar ook om 2 3/4
ton achterstallig onderhoud als ik het goed begrijp. Dit alles zonder
de openbare mening in dezen te mobiliseren, dat vind ik toch in
derdaad wel een compliment waard.
Het is niet voor het eerst dat wij wat wilde capriolen mee
maken van stichtingsbesturen, hoe arm of rijk zij - eventueel de
dode hand, zoals dat heet - in principe ook mogen zijn. Wat dat
betreft zitten wij dan ook inderdaad met het probleem dat de on
derzoekingen waartoe de heer Crul adviseert weinig zin hebben.
De bereidheid van het college tot sanering is onzes inziens niet
volledig of althans onvoldoende gehonoreerd door de potentiële par
ticipanten ter andere zijde, laat staan op de intrinsieke kwaliteiten
beoordeeld en in het geheel niet begrepen of aanvaard in het belang
van de stad en van de regio. In de toekomst zal het belang van
Breda in materieel en geestelijk opzicht meer verantwoord moeten
worden benaderd,
Bouvigne is sinds de 17e eeuw, toen van daaruit de stad ver
overd werd door het staatse leger, invloedrijk geweest. Ik meen in
eerste aanleg al te hebben vermeld dat wij waardering hebben voor
datgene wat het ook in dit decennium uitstraalt. Ik heb van de wet
houder begrepen dat wij ook na het magische jaar 2000, waarvoor
wij allemaal nog wat terugdeinzen, Bouvigne nog zullen mogen
beleven, zij het dat men zich vandaag de dag wel afvraagt in wel
ke structurele vorm dat zal zijn.
Die diverse stichtingen hebben allemaal een taak. Ik hoop
echter dat zij ook onderhevig zijn aan slijtage. Zij zullen zich
toch anders moeten gedragen dan op dit moment, waarop ik het
gevoel heb dat zij naar de fabel van La Fontaine meer het systeem
van de krekel dan dat van de mier volgen en dat is voor een zinnig
en verantwoord bestuur onmogelijk om zaken mee te doen.
Ik ben het volledig met de wethouder eens dat een zakelijke
benadering absoluut nodig is en ik zou de heer America in dit op
zicht dan ook de vraag willen voorleggen, naar aanleiding van de
cri de coeur die hij zojuist uitte en waarin ik meende te beluiste
ren - misschien ten onrechte - dat het in de huidige situatie über
haupt onmogelijk is in een zakelijke verhouding voldoende volksont
wikkelingswerk te doen, of hij die potentie totaal ontkent in deze maat-