353
18 FEBRUARI 1971
bepaald onjuist te stellen dat het college een onderzoek zou moeten
instellen naar de integriteit van zichzelf en van de raad, hoewel
het mij wel verheugt dat een aantal leden dit in deze geest aan de
orde heeft gesteld. Dit is mijn antwoord. Ik wil het nog eens her
halen: u krijgt van ons een stuk waarin dit verhaal, nog wat verder
aangevuld, is verwoord. Wij zijn bereid dit te bespreken met de
afdelingen, ik weet alleen niet welke afdelingen dat moeten zijn,
de afdeling voor openbare werken of financiën of een combinatie
van deze afdelingen, maar misschien kunt u daar straks iets over
zeggen, mijnheer de voorzitter. Dit om de informatie aan de raad
zo volledig mogelijk te doen zijn.
De heer Crul heeft gevraagd naar de overschrijding van het
verbouwingskrediet. Ik heb er intussen naarstig naar gezocht. Ik wist
dat het erbij was, maar het was tussen de veelheid van papieren
verdwenen. Het college heeft bij brief van 15 december 1970 bericht
ontvangen van de directeur van Openbare V/erken dat het verbouwings
krediet van Wolfslaar met 19.210,-- was overschreden. Ik weet niet
of inmiddels al helemaal is geanalyseerd waarom en waardoor dit is
gebeurd, maar ik meen dat wij ook dit punt in die verdere bespre
kingen kunnen betrekken.
De heer Crul stelt verder dat het misschien niet zo beroerd
zou zijn gelopen als wij de kredietwaardigheid van de stichting
Bouvigne hadden onderzocht. Wanneer wij toen alles zouden hebben
geweten wat wij nu weten zou het allemaal inderdaad veel gemak
kelijker zijn geweest. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat de
Pius X-stichting rechten had als huurster op het gebruik van het
complex. Zoals bekend is er in de hele werkzaamheid van die stich
ting -- ik durf echt niet te zeggen in welk jaar dat gebeurd is --
een duidelijke verandering gekomen, er heeft een duidelijk openbreken
van de structuur daarvan plaatsgevonden. Het is opvallend en ook
verheugend dat er vanuit de raad steeds weer op gewezen is dat
deze ontwikkeling bijzonder werd toegejuicht. Wanneer men de
stukken over de onderhandelingen naleest, blijkt steeds weer dat het
college daarvoor veel belangstelling heeft getoond en er vaak op
geattendeerd heeft dat er een nieuwe structuur moest komen. Wan
neer men zegt dat het college op een bepaald moment de touwtjes
strak in handen had moeten nemen en had moeten zeggen dat het
zo niet langer gaat, dan moet men zich wel realiseren dat wij in
feite maar met één partij te maken hadden, de Pius X-stichting,
die bepaalde rechten op het complex kon doen gelden. Natuurlijk
manoeuvreert men in zo'n situatie niet foutloos en misschien zou men
het college dan ook kunnen verwijten dat het overdreven lankmoedig
is geweest. Ik moet toegeven dat het innen van de huurpenningen
wat korter bij de datum had moeten liggen, hetzelfde geldt voor de
vordering van het energie- en waterbedrijf.
De heer CRUL: Ik wil de wethouder er toch op wijzen dat
naar mijn mening volgens de stukken die ik heb doorgelezen de
Pius X-stichting in de kwestie Wolfslaar helemaal niet aan de orde
is geweest. Er zijn alleen onderhandelingen gevoerd met de stich
ting Bouvigne en daar gaat de wethouder nu toch eigenlijk aan
voorbij.