14 JANUARI 1971 38 ik heb gezegd dat zij dat direct of indirect kunnen hebben. Wan neer de ouders geen invloed kunnen uitoefenen op het bestuur van de school die door hun kinderen wordt bezocht, staat het hun vrij hun kinderen naar een andere school te doen waar zij die invloed wel hebben. Ik blijf dan ook bij mijn mening dat iedere ouder die dit wenst invloed kan hebben op de samenstelling van het bestuur van de school die door zijn kind wordt bezocht. Wij zijn uiteraard zeer gelukkig dat er nu een adviesdienst in het leven wordt geroepen die werkt voor alle gezindten. Ik ge loof dat uit de betogen die de heer van der Werff in het verleden heeft gehouden reeds vele malen is gebleken dat wij in die diffe rentiatie naar godsdienstige achtergrond nooit veel hebben gezien. De heer BARIJ: Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen dat het college met de werkgroep gaat praten over de stellingen die mejuf frouw Paulussen hier namens drie fracties heeft verkondigd. Ik zie echter niet in waarom dit aanhouding van dit voorstel met zich mee zou moeten brengen. De commissie kan mijns inziens gewoon aan het werk gaan, terwijl er intussen gepraat wordt met de werkgroep en later met de commissie om te zien of de stellingen van mejuf frouw Paulussen verwezenlijkt zouden moeten worden. Vervolgens wil ik graag even reageren op de opmerking dat de K. V. P. wars zou zijn van alle mogelijke vernieuwingen en dat zij een streven aan de dag zou leggen om alles bij het oude te laten. Ik ben in eerste instantie begonnen met namens mijn fractie te ver klaren dat wij zeer tevreden zijn met het voorstel dat voor ons ligt en dat betekent dus dat wij zeer tevreden zijn met deze vernieuwing, die inhoudt dat taken die vroeger aan het college en aan de raaci behoorden in handen worden gelegd van een commissie ex artikel 61, dus van de burgerij, dus van het volk. Ik begrijp dan ook beslist niet hoe men kan zeggen dat de K. V. P. alles bij het oude wil laten. Waar ik wel voor pas is dat de vertaling van democratie zoals bepaalde groeperingen in deze raad die menen te moeten geven, wordt opgedrongen aan de commissie die wij vanavond gaan instel len. Ik geloof dat wij zoveel vertrouwen in deze commissie moeten kunnen opbrengen dat die zelf wel kan uitmaken wat zij onder demor cratie moet verstaan. Ik vertrouw er volledig op dat zij die democratie waar zal maken. Wethouder BROEDERS: Ik heb er niet al te veel vertrouwen in dat ik door mijn antwoord nog mensen zal kunnen overtuigen. Ik heb na mijn uitvoerige betoog in eerste instantie het gevoel dat het wat vast zit, maar toch geloof ik dat de raad nog reent heeft op een antwoord van mijn kant. Wanneer mejuffrouw Paulussen zegt dat men de vorige keer al leen maar de conclusies van het rapport heeft onderschreven, neem ik aan dat, evenals mejuffrouw Paulussen in eerste instantie bij haar betoog teruggrijpt op gedeelten uit dat rapport, de onderschrijving

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 38