390
18 MAART 1971
2. Kan het college bewerkstelligen dat de bewoners van de wijk op
geëigende wijze in de gelegenheid worden gesteld actieve mede
werking te verlenen, om samen met de dienst van openbare werken
en de dienst Beplantingen tot een «ventüeel géwijzigd plan te gera
ken?
3. Is het college met mij van mening dat het huis aan huis verspreiden
van informatie, zonder een daarop volgend hoor en wederhoor tussen
betrokken bestuurders en burgers, niet tot het gewenste resultaat, na
melijk aanvaarding van het voorstel, heeft geleid?
4. Is het college van mening dat zo spoedig mogelijk aan de commissie
democratisering bestuur moet worden verzocht een meer effectieve
vorm van overleg tussen bestuurders en betrokken burgers te ontwer
pen, met name op het gebied van de ruimtelijke ordening?
ANTWOORD
Ons college is van mening, dat het voorstel aan de raad om tot recon
structie van de Dr. Struyckenstraat over te gaan op een zodanige wij
ze is verspreid onder de belanghebbenden, dat deze daarvan zo uitvoe
rig mogelijk kennis hebben kunnen nemen. Het bestuur van de stich
ting wijkbelangen "De Heuvel" heeft na verspreiding van het voorstel
een onderhoud verzocht en gekregen met de betreffende wethouder.
Tijdens dat onderhoud zijn vragen beantwoord over punten, die bij
het stichtingsbestuur niet duidelijk waren en bovendien zijn toezeggingen
gedaan om na te gaan of het mogelijk is de parkeergelegenheid nabij
"De Kleiberg" en voor het gedeelte tussen de Magelhaensstraat en de
Heuvelbrink uit te breiden.
De gevolgde werkwijze heeft onzes inziens geleid tot een positieve
waardering van het plan bij de meeste belanghebbenden. Nogmaals
is duidelijk geworden, dat het van overheidswege niet mogelijk is aan
alle, vaak particuliere, verlangens en belangen tegemoet te komen
zonder dat daardoor het algemeen belang wordt geschaad.
Met vragenstelster wachten wij met belangstelling voorstellen af van
de commissie democratisering bestuur om te komen tot een in de prak
tijk uitvoerbare vorm van overleg tussen bestuur en burgers.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 17 december 1970)
De heer VAN DUYL: In een van de vergaderingen van de com
missie voor het energie- en waterbedrijf hebben de heer van Overveldt
en ik gevraagd naar een regeling voor de aanvangstijd van de vergade
ringen.
Het verwondert ons dat ons nu in begin december een mededeling heeft
bereikt, waarin zonder overleg de vergaderingen zijn vastgesteld.
Juist omdat daarnaar is gevraagd zouden wij gaarne wel nader overleg
willen.
ANTWOORD
Het lid van ons college, dat voorzitter is van de vaste raadsafdeling
voor het energie- en waterbedrijf, zal in de eerstvolgende vergadering
van die afdeling deze aangelegenheid met de leden bespreken.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 17 december 1970)