399 18 MAART 1971 zijn. Zoals de ramingen nu zijn - en ramingen lijden helaas altijd aan het euvel dat zij overschreden worden, dat is de ervaring van deze raad - zou het plan 1. 782. 000, -- kosten. Ik ben er van overtuigd dat het nog wel 2 miljoen zal worden. Ik wil duidelijk stellen dat ik geen bezwaar heb tegen een beperkte reconstructie, waarbij ik denk aan het asfalteren van de Dr. Struyckenstraat en de Julianalaan, maar ik ben van mening dat wij in deze tijd waarin er andere zaken zijn die veel belangrijker zijn, dit geld niet moeten uitgeven aan dit kostbare reconstructieplan. De heer VON SCHMID: Ik meen dat wij twee dingen duidelijk moeten onderscheiden bij dit voorstel, namelijk in de eerste plaats het reconstruc tieplan zelf en in de tweede plaats de manier waarop het aan de raad en aan de burgerij, speciaal de inwoners van het Heuvelkwartier, is gepre senteerd. Over dat laatste, de manier waarop, is al het een en ander gezegd, maar ik wil er toch ook nog iets over kwijt. Dit is namelijk een, ik zou haast zeggen, schoolvoorbeeld van hoe het niet moet met die inspraak. Eerst komt er een plan, waarbij weinig of misschien zelfs in het geheel geen inzicht bestaat in de wensen van de betrokkenen. Dan komt er een hele hoop beroering, het plan wordt verdaagd, ver volgens komt het weer terug zoals het was, waarna er weer nieuwe be roering ontstaat. Overigens zullen, wanneer men met inspraak bezig is, de meningen natuurlijk verdeeld zijn, want zoveel hoofden, zo veel zinnen. Ik vraag mij dan ook inderdaad af of dit op deze manier moet gebeuren door erop af te vliegen als er een paar reacties komen, dat men een paar mensen hoort en een comité hier en en een comité daar, om vervolgens een bepaald besluit te nemen en weer te herroe pen, waardoor de onvrede en het onbehagen alleen maar toenemen. Daardoor krijgt iedereen uiteindelijk het gevoel dat het toch gaat ge beuren zoals men het heeft gewild. Men zou dus kunnen zeggen dat het college gewoon op de oude voet doorgaat. Het verwijt aan het vo rige college was namelijk niet dat het geen rekening hield met de wen sen van de bewoners - dat deed het heel vaak wel, zij het misschien wel eens te laat, maar dat is een kwestie van timing -, maar dat er geen kader voor die inspraak was en dat die niet geïnstitutionaliseerd was. Dat kunnen wij nu weer vaststellen, want die is er nog steeds niet. Ik weet wel dat dat niet eenvoudig is, ik ben er van overtuigd dat het zelfs heel erg moeilijk is, maar het gaat erom of de fundamentele be reidheid aanwezig is om te komen tot een kader voor die inspraak en of het college bereid is daar prioriteit aan te verlenen, speciaal ten aanzien van openbare werken en dergelijke zaken die te maken heb ben met stadsplanning, wegenbouw, enz. die voor de stad enorm be langrijk zijn. Juist doordat er dus geen werkelijk georganiseerde inspraak is, ontbreekt ook nog steeds een totaalvisie, zoals ook al door de heer Van Duyl is gezegd, wij krijgen die althans niet te zien. Wij horen ook niets over alternatieve plannen. Op een gegeven moment krijgen wij, zoals het vroeger zo vaak ging, in de raad een panklaar plan voorgelegd, zonder dat wij weten wat voor alternatieven er geweest kunnen zijn, en dan hebben wij geen keus en kunnen wij eigenlijk alleen maar "ja" of "nee" zeggen, hetgeen naar mijn mening toch wel een heel groot bezwaar is. Bovendien zitten de betrokkenen daardoor in feite in het zelfde schuitje: met onbehagen aanvaarden of met onbehagen er tegen zijn, het maakt allemaal weinig uit. Het zal in dit verband niemand verbazen dat bij mij de vraag

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 399