18 MAART 1971
400
is opgekomen of er nu aan een initiatief wordt gedacht om te komen
tot wat ik dan maar zal noemen een stedebouwkundige adviesraad, al
mag die wat mij betreft ook heel anders heten. Tevens verwijs ik hier
bij naar de boodschap van de lijsttrekkers aan het college, waarin duide
lijk is gevraagd dat men juist in verband met de institutionalisering van
de inspraak tot een dergelijk orgaan dient te komen. Het gevolg is nu
dat, zoals wel blijkt uit de verschillende betogen en de reacties daar
op, ook van buiten deze raad, wij weer midden in de frustraties en de
gissingen zitten.
Nu wat het plan zelf betreft. Wij hebben daar natuurlijk onderling
over gesproken en daarbij is bij ons een aantal vragen gerezen. Ik vind
die vragen belangrijk genoeg om ze hier te noemen, al zijn ze ook in
een ander verband al aan de orde geweest, omdat daar van zal afhangen
of, ondanks de bezwaren tegen de manier waarop het naar voren is ge
bracht, het plan zelf eventueel aanvaardbaar is. Een eerste vraag is
dan of de Dr. Struyckenstraat straks geen secundaire of misschien zelfs
een tertiaire verbinding wordt in de toekomst, nu het een publiek ge
heim is dat er een vierbaansweg over de Heuvelbrink komt met een
aansluiting op de verkeersruit rond Breda. Ik weet het niet, maar dat
zou natuurlijk een heel andere situatie met zich kunnen brengen voor
de Dr. Struyckenstraat. Verder is het natuurlijk duidelijk dat een der
gelijk plan, dat officieus de ronde doet, zeker gevolgen zal hebben
voor de verkeersintensiteit waarover de heer Van Duyl het heeft gehad.
Bovendien zou, als dit eerder ter tafel was gebracht, wellicht ook de
beoordeling van de hele kwestie anders zijn uitgevallen. Misschien
zal iemand anders daar straks nog iets over zeggen, maar ik vind het
jammer dat dit plan is uitgelekt en niet op de juiste wijze gepresen
teerd.
Vervolgens zou men zich kunnen afvragen of deze reconstructie
nu wel zo noodzakelijk is en, zoals ook al door de heer Van Duyl is
gevraagd, of die past in het totale plan voor het hele Heuvelkwartier.
Dat weten wij niet, maar dan komen wij natuurlijk vanzelf op de vraag
of het het geld dat eraan moet worden besteed waard is of niet. Een
andere vraag is of er eigenlijk een totaalplan bestaat, want dat is ook
maar een suggestie waarnaar wij moeten gissen. Het kan heel goed zijn
dat, zoals op zovele terreinen van het gemeentelijk program, met incidentele
plannen wordt gewerkt en dat er in het geheel geen totaalvisie bestaat.
Samenvattend zou ik dus kunnen zeggen dat wij onze ernstige
afkeuring moeten uitspreken voor de manier waarop dit plan en alles
wat daarbij hoort tot ons is gekomen en dat ik wat het plan zelf betreft
heel graag van de wethouder zal horen wat hij daarover te zeggen heeft
en of hij ons kan overtuigen van de noodzakelijkheid van deze reconstructie.
De heer FROGER: De heerVon Schmid heeft het al gehad over een
plan dat in omloop zou zijn, maar niet officieel. Wij hebben het in de
pers kunnen lezen. Ik heb echter van de stichting Wijkbelangen gehoord
dat de wethouder mevrouw Van Nes een plan had gegeven, waarop onder meer
stond aangegeven een vierbaansweg over de Heuvelbrink.
Ik heb mij in de afdeling en in de vorige vergadering volledig ach
ter de plannen van het college geschaard, in het vertrouwen dat wij des
kundig en volledig zouden worden voorgelicht. Letterlijk heb ik in de af
deling gezegd: "Wanneer niet blijkt dat er een grove blunder is gemaakt,
is er geen aanleiding om een plan niet te laten doorgaan".
Ik vind het een grove blunder wanneer een afdeling een totaalin
zicht wordt onthouden, zoals nu het geval blijkt te zijn.