41
14 JANUARI 1971
bereik van het dagelijks bestuur van de gemeente, zodat wij de
financiële consequenties daarvan niet altijd helemaal kunnen over
zien. Overigens heb ik het vertrouwen dat de eerste aanzet van deze
dienst binnen de gemeentebegroting zal blijven, maar aan de andere
kant wil ik er gerust bij zeggen dat ook de uitbreidingsmogelijkheden
zonder meer zullen moeten worden gerelateerd aan de financiële
mogelijkheden. De raad zal daar ieder jaar bij de begroting een
beslissende stem in hebben en wellicht zal het mogelijk zijn binnen
niet al te lange tijd de raad enig inzicht te geven in de totale finan
ciële consequenties. Ik hoop dat de heer van Graafeiland hieruit af
leidt dat dit aspect van het werk de aandacht heeft, het spijt ons
dat wij hem daarover niet meer inlichtingen kunnen geven.
Tenslotte meen ik nog iets te moeten zeggen over aanhouding
van dit voorstel, in afwachting van een gesprek dat namens het
college -- zoals ik in tweede instantie heb begrepen -- zou moeten
worden gevoerd met de werkgroep. Ik heb in eerste instantie reeds
ezegd dat ik er geen bezwaar tegen heb de opmerkingen die in
eze raad gemaakt zijn serieus ter kennis te brengen van de werkgroep,
om na te gaan of in overleg met de schoolbesturen enige wijzigingen
kunnen worden aangebracht, voorzover die ook daar geaccepteerd worden.
In deze zin zou ik er geen bezwaar tegen hebben dat men het voor
stel aanneemt met de machtiging aan het college om in overeen
stemming met de werkgroep eventueel wijzigingen aan te brengen.
Ik heb echter wel overwegende bezwaren tegen aanhouden van dit
voorstel, omdat ik verwacht dat wij dan een vertraging tegemoet
gaan die vrij ernstig kan zijn en die ik de raad terwille van het
werk zelf ten sterkste wil ontraden.
De VOORZITTER: Dan is nu in de eerste plaats aan de orde
het voorstel waarvan ik u zojuist voorlezing heb gedaan. Ik neem
aan dat de indieners daarvan ook na de toelichting van de wethouder
in tweede instantie bij hun voorstel blijven. In dat geval lijkt het mij
nuttig dat wij eerst over dat voorstel stemmen, omdat het van verder
strekkende betekenis is.
De heer SEVERENS: Ik voel weliswaar voor de voorstellen van
het P. A. K.maar die leiden voor mij toch tot een andere conclusie..
Ik zal dan ook tegen stemmen.
Het voorstel van de heer Crul c. s. wordt hierna in stemming
gebracht en met 27-8 stemmen verworpen.
TEGEN hebben gestemd: de heren Quadekker, Melzer, Sandberg
en van Graafeiland, mevrouw JSger-Middelbeek, de heren van Merkom,
Kramer, America en van Banning, mevrouw van Rooij- van den Heuvel,
de heren van Duijl, Biemans, Jansen, van Caulil, Brooimans, Barij,
van Loon, Geene, van Overveldt, Severens, Gielen en van Dun,
mevrouw Stockmann-van der Kallen, de heren de Raaff, Kroon,
Roozeboom en Broeders.