417 18 MAART 1971 heb ingestemd is dat wanneer een verkeersdeskundige mij adviseert en mij als leek duidelijk tracht te maken dat mijn zienswijze onjuist is, het wel mogelijk is aan het eigen standpunt vast te houden, maar ge zien de vele vraagstukken en de vele en grote belangen meen ik toch verplicht te zijn in zijn geheel met dit plan akkoord te gaan. Ik blijf daarbij de aandacht vestigen op de bereikbaarheid van Princenhage en wanneer in de toekomst zou blijken dat de visie van een leek misschien toch enige zin had, dan zie ik graag een spontane correctie op uw zienswijze. De heer SANDBERG: De wethouder is begonnen met te zeggen dat hij speciaal voor mij langzaam en duidelijk zou antwoorden. Ik ben hem daar bijzonder erkentelijk voor, want dat heeft hij inderdaad ge daan. Waar ik in eerste instantie op doelde is dat ik deze methode van informatieoverdracht gewoon niet prettig vind, het komt mij althans niet als doelmatig voor. Ik heb gevraagd of het niet beter zou zijn ge weest om, afgezien van die raadsafdeling voor verkeer en vervoer, nu dit geval opnieuw op de agenda is geplaatst, dit in ieder geval te be geleiden met een tweede schrijven. Dat was volgens mij gewoon no dig geweest, zoals ook heel duidelijk tot uitdrukking is gekomen. Ik heb mijn bezorgdheid uitgesproken dat wij ten onder zouden gaan aan een hoeveelheid informatie die ineens over ons heen komt en ik heb het gevoel dat verschillende andere raadsleden dat ook zo ervaren. Wij hebben namelijk een heleboel informatie gekregen. Een deel daar van is relevant, een ander deel veel minder. Wanneer de wethouder bijvoorbeeld stelt dat - om nu maar een onderwerp bij de kop te nemen - 157 bomen niet het slachtoffer worden, omdat 50 °]o daarvan elders in de wijk kan worden geplaatst, dan vind ik dat in dit verband van de reconstructie van de Dr. Struyckenstraat een zaak die nauwelijks een rol speelt. Als de wethouder kan aantonen dat er ergens in deze wijk 78 bomen kunnen worden geplant, dan kan dat ook zonder de re constructie van de Dr. Struyckenstraat; bij wijze van spreken zou hij er dan overmorgen aan kunnen beginnen. Volgens mij heeft dat dus nauwelijks enige relatie met dit plan. Daarop heb ik gedoeld Wethouder VAN DUN: Ik mag toch een cijfer van de heer Span- jer beantwoorden, als u het niet erg vindt? De heer SANDBERG: Natuurlijk, dat stellen de heer Spanjer en ik ook bijzonder op prijs. Ik heb daarmee willen aangeven dat de informatie zodanig moet worden gebracht dat die relevant is voor de zaak. Wanneer je zo'n in formatiestroom van een wethouder op je af krijgt zit je driftig te schrij ven, maar je moet wel bijzonder goed oppassen dat alle argumenten die daarin worden genoemd ook inderdaad betrekking hebben op het voorstel. Een andere zaak waarop de wethouder uitvoerig is ingegaan is de bijdrage van de minister. Op een vraag van de heer Van Merkom heeft hij nogal uitvoerig stilgestaan bij dat bedrag van 35 miljoen. Ik vraag mij in dat verband af waar het tekort aan geld meer ten hemel schreiend is, bij de minister of bij de gemeente Breda. Ten aanzien van dit voorstel moeten wij zelf ook heel duidelijk prioriteiten stellen en wat dat betreft heb ik een heel andere mening aangaande dit voor stel. De heer Geene heeft aan de aanvang van zijn betoog in tweede

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 417