18 MAART 1971 422 Dan keer ik nu terug tot de heer Van Duyl, die zegt dat hij De Stem niet het juiste publikatiemiddel vindt voor de raad. Dat is zijn interpretatie. Ik geloof dat hij daar wel gelijk in heeft en dat De Stem veel meer een publikatiemiddel is voor de bewoners. Hij stelt dat de raad niet moet worden voorgelicht via krantenartikelen en dat is ook helemaal niet de bedoeling, maar wanneer hij zegt dat de raad in die informatieperiode niet in de plannen is gekend, dan moet ik hem er op wijzen dat de kwestie van de Dr. Struyckenstraat aan de orde is geweest in de verkeerscommissie. De weg heeft twee functies, heb ik gezegd, namelijk de functie van wijkverzamelweg enerzijds en anderzijds de functie van verbindings route naar Effen, Rijsbergen en Zundert aan de ene kant en Princenhage - West aan de andere kant. Dat heb ik van het begin af aan gesteld. De andere door hem aangegeven route heeft naar de mening van het col lege niet dezelfde functie als de Dr. Struyckenstraat. De heer Spanjer kan wel meegaan met het voorstel, hij wil al leen weten hoe het zit met de financiële middelen. Dat is een heel belangrijke vraag, maar hij mag mij niet vragen hoe het daarmee zit. De kwestie is alleen dat het college juist door het inbrengen van dit voorstel zegt dat, op basis van de argumenten die het gebruikt, deze zaak een prioriteit heeft. Nader overleg met de hogere overheid zal moeten uitwijzen of die hoge prioriteit in de financiering gehonoreerd wordt, maar dat is uiteraard de tweede fase wanneer de raad bereid is dit voorstel aan te nemen. De heer Von Schmid en de heer Spanjer hebben, als ik hen goed begrepen heb, de indruk dat er, althans in dit geval, niet tegen de be woners is gezegd dat deze zaak niet meer kan worden teruggedraaid om het maar heel simpel te zeggen. Dat is wel het geval. Er is heel uitdrukkelijk aan de stichting Wijkbelangen de Heuvel meegedeeld dat dit in deze fase niet meer mogelijk is. Zelfs heb ik de stichting Wijkbelangen gezegd dat zij, als zij representatief is voor de buurt, vaker moet komen praten, ook over andere dingen. Er is echter ge zegd dat wij met dit stuk in deze fase in een wat bizarre situatie zit ten. Daarbij sluit aan de opmerking van de heer Spanjer dat wij ei genlijk naar een representatieve gesprekspartner moeten. Ik vind dat een ontzettend moeilijke zaak, want het is niet eenvoudig voor het college om te vragen of iemand representatief is. Wij vragen dat wel altijd, maar het antwoord moet voor de gesprekspartner aan deze kant van de tafel altijd een gegeven feit zijn. Ik hoop dat wij, wanneer wij komen tot een situatie als in Breda-Noord met wijkopbouwraden en vergelijkbare instituten, dan beter af zijn met de representatie van dergelijke gesprekspartners. Het is echter ondoenlijk voor het college om de representativiteit van een gesprekspartner te checken. Men heeft mij dat zelfs eens verweten in de discussie over het voormalige raadhuis van Princenhage, toen ik mij afvroeg of de betrokken actie groep representatief was voor Princenhage. Iemand heeft toen gezegd dat ik dat niet mocht vragen. Ik heb een voorbehoud gemaakt voor het niet-gemotoriseerde verkeer. Ik meen dat ik dat heb gezegd op het moment dat ik sprak over de verkeerstelling, namelijk dat die verkeerstelling iets heeft uitgewezen en dat de functie van de Dr. Struyckenstraat voor het niet- gemotoriseerde verkeer altijd zal blijven bestaan, omdat het gemoto riseerde verkeer helemaal niet over de route kan die de heer Van Duyl aangeeft. Ik meen dat wij, wanneer wij het over dat verkeer hebben,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 422