425
18 MAART 1971
mevr. Van Nes-Brands, de heren Crul, Mensen, Van Duijl, America
en Sandberg, mevr. Willems-van Doorn, en de heren Severens, Van
der Werff en Van Overveldt.
PAUZE
De VOORZITTER: De vergadering is heropend.
5. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BE
SCHIKBAARSTELLEN VAN KREDIET VOOR DE UITBREIDING VAN
DE KANTOORINVENTARIS VAN DE DIENST VAN OPENBARE WER
KEN.
De heer VAN OVERVELDT: In dit voorstel wordt een krediet ge
vraagd van 114. 000, -- voor het aanschaffen en vernieuwen van meu
bilair voor de dienst van Openbare Werken. Daarbij werd vermeld dat de
specificatie ter inzage lag in de leeskamer, maar helaas heb ik dat stuk
niet aangetroffen. Het is mij al meermalen gebeurd dat dergelijke stuk
ken niet in de leeskamer aanwezig waren. Ik zou het college willen
vragen er op toe te zien dat wij in de toekomst in de leeskamer over
alle stukken kunnen beschikken.
De heer CRUL:Ik zou nog even willen terugkomen op de opmerking
van de wethouder van openbare werken in de pers over de slechte finan
ciële situatie van de gemeente en hem willen vragen of deze vervanging
een zodanig hoge prioriteit heeft dat dit nogal hoge bedrag verantwoord
is.
Wethouder VAN DUN: De heer Van Overveldt heeft het stuk niet
in de leeskamer aangetroffen. De mogelijkheid bestaat dat hij er was
juist toen de vergadering van de raadsafdeling aan de gang was. Dat is
de enige verklaring die ik daarvoor kan geven. Ik wil de opmerking
van de heer Van Overveldt graag meenemen, opdat er de meest strikte
aandacht aan wordt besteed. Meer kan ik er niet over zeggen.
De heer Crul vraagt of dit bedrag van 114. 000, -- past in het
budget van de gemeente. Ik moet hem zeggen dat het college deze
post na herhaald advies van de directeur van Openbare Werken bijzon
der goed heeft bekeken en dat de vervanging is beperkt tot het strikt
noodzakelijke.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
6. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS MET BETREK
KING TOT DE ZITTINGSDUUR VAN DE LEDEN VAN HET COLLEGE
VOOR DE VERLENING VAN BIJSTAND.
Mejuffrouw PAULUSSEN: De probleemstelling waarom het hier
gaat is ons bekend uit de raadsvergadering van 12 november en uit het
preadvies dat nu op tafel ligt, namelijk het regelen van de zittings
duur van de leden van het college voor de verlening van bijstand.
Het gaat om artikel 4 lid 1, waarin bepalingen zijn opgenomen
met betrekking tot de regeling van die zittingsduur. In het preadvies
hebben wij kennis kunnen nemen van de bezwaren die destijds ook al
ter tafel zijn gebracht. Enerzijds geeft dit artikel onvoldoende ruimte