428
18 MAART 1971,
niet ondemocratisch. Bovendien kent ons eigen reglement, dat wij
hebben goedgekeurd, een beperking tot een maximumleeftijd van
70 jaar. Het argument dat een limiteren van de herbenoembaarheid
ondemocratisch en het ontnemen van het passief kiesrecht zou zijn
gaat onzes inziens dus niet op, want dan zijn wij in ons eigen regle
ment erg inconsequent omdat wij wel een beperking opleggen wat de
maximumleeftijd betreft. Ik zou nog andere voorbeelden kunnen noe
men, maar ik wil het in eerste instantie hierbij laten.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: In grote lijnen kómt mijn verhaal
op hetzelfde neer als wat zojuist door mejuffrouw Paulussen naar vo
ren is gebracht. Ik zal het daarom niet helemaal behandelen en slechts
een gedeelte eruit lichten.
Mejuffrouw Paulussen is begonnen met te zeggen dat dit voorstel
een vervolg is op de discussie in de raadsvergadering van 12 november,
toen de wijziging van het reglement voor het college voor de verlening
van bijstand aan de orde was. Toen werd op bepaalde punten geen over
eenstemming bereikt en waarschijnlijk zullen wij vanavond daar ook
niet toe komen.
Aanleiding tot de wijziging van het reglement was de instelling
van een college op grond van artikel 61 e. v. van de gemeentewet nadat
de algemene bijstandswet zou zijn veranderd. Inmiddels is de algemene
bijstandswet in gewijzigde vorm nog steeds niet aan de orde geweest
in de Kamer en naar onze informatie laat het zich ook niet aanzien
dat dit op korte termijn het geval zal zijn. Het college werkt dus nog
steeds op grond van het bepaalde in artikel 72 van de algemene bij
standswet, zij het met eeen gewijzigd reglement. Niettemin hebben
wij reeds uitvoerig gesproken over de instelling van een college inge
volge artikel 61. De wettelijke regeling van dergelijke commissies
beoogt de mogelijkheid tot spreiding in het bestuur der gemeente te
vergroten. De wet spreekt van spreiding in het bestuur en wij zijn van
mening dat die spreiding niet alleen in personen, maar ook in de tijd
gewaarborgd moet zijn, in die zin dat er een opeenvolging van perso
nen na verloop van tijd moet komen. Er moet een behoorlijke door
stroming zijn om de burgers in de gelegenheid te stellen bij het werk
betrokken te zijn.
De wethouder heeft ons een aantal mogelijkheden ter keuze
voorgelegd, hetgeen inderdaad ook onze instemming heeft, want het
is prettig een aantal alternatieven te hebben waarom zo vaak wordt
gevraagd. Onze bezwaren tegen de oorspronkelijke versie van artikel
4 lid 1 blijven wij op dit moment handhaven. In voorstel A wordt ge
steld dat de zittingsduur samenvalt met de zittingsduur van de leden
van de raad. Dat is formeel juist. Het nieuwe college van burgemees
ter en wethouders moet de mogelijkheid hebben om het beleid van
het college voor de verlening van bijstand opnieuw te bepalen en even
tueel door een wisseling van leden een nieuw beleid op te zetten. Wij
zijn echter van mening dat dit alleen in conflictsituaties zal voorko
men. Indien burgemeester en wethouders het eens zijn met het gevoerde
beleid van het college voor de verlening van bijstand, valt niet te ver
wachten dat zij op dat moment veranderingen daarin zullen aanbren
gen. Immers, wie moet er uit en op grond waarvan? Ten aanzien daar
van is niets geregeld in voorstel A. De doorstroming is niet geregeld
en wordt overgelaten aan het toevallige natuurlijke verloop.
In voorstel B worden deze bezwaren enigszins ondervangen. Daar
in wordt voorgesteld bij de wisseling van de raad twee nieuwe leden