18 MAART 1971
432
men daardoor aan mensen die een functie kunnen vervullen de moge
lijkheid ontneemt om die te vervullen. Dat moet men niet te gauw
doen, het lijkt mij ondemocratisch en bovendien inconsequent.
Het maken van een verordening is een stukje wetgeving, zij het
op gemeentelijk niveau. Dat betekent niet dat het daardoor minder be
langrijk is of minder zorgvuldig zou moeten geschieden. Het bevordert
de duidelijkheid, de overzichtelijkheid en de eenvoudigheid bepaald
niet als men alle zaken ad hoe gaat regelen, zonder een algemene basis,
zonder samenhang en zonder overeenkomstigheid en een bepaalde lijn.
Wat men uniform kan regelen moet men uniform regelen naar mijn me
ning.
Het aantal leden van het college voor de verlening van bijstand,
ook daarover heeft de heer Kramer gesproken, is door de wijziging van
het reglement in november teruggebracht van dertien tot zeven. Dat
betekent ook naar mijn smaak dat elke mutatie dubbel zo zwaar weegt.
De inbreng van het continue element wordt eerder verzwakt en het ver
versingselement wordt versterkt. Daar is een voorbeeld van te noemen
van de praktijkervaring die wij eigenlijk nog missen. Op 25 juni van
het vorige jaar was aan de orde de benoeming van de leden van de com
missie ex artikel 61 voor de sociale werkvoorziening. Sommige raadsle
den zeiden toen tegen het college dat het te weinig had ververst. Desal
niettemin betekende de benoeming van deze commissie de verkiezing
van vier nieuwe en drie zittende leden. Het is nu maart en er treden
twee leden af. Dat betekent dus dat, als wij het eens kunnen worden
over de kandidaatstelling en de benoemingsprocedure, er binnen een
jaar weer twee nieuwe leden zullen moeten worden benoemd in de be
stuurscommissie voor de sociale werkvoorziening, dat zijn dus zes van
de zeven leden die binnen het jaar nieuw benoemd zijn, zonder dat er
iets schriftelijk is vastgelegd of verordend.
De betekenis van verversing door het vervangen van personen
moet men mijns inziens ook niet overschatten. De maatschappij ver
andert, dat erken ik, maar ook de opvattingen van de mensen, ook in
de commissies ex artikel 61. Waarom zouden juist zij niet van opvat
ting veranderen? Met name de leden van het college voor de verlening
van bijstand worden zo geconfronteerd met de dagelijkse problemen
en de achtergronden daarvan, dat zij continu moeten bijstellen, bij
schaven en overwegen, daarbij gecoacht door een reeks van sociologen
van de eerste rang. Ik heb wel eens het idee dat het een soort education
permanente is. Er is geen enkel gevaar en naar ik meen zelfs geen en
kele mogelijkheid voor vastroesten. Het heeft ook weinig zin een roos
ter van aftreden op te stellen en er van af te wijken wanneer men moei-
1 ijkheden krijgt met de continuïteit. Bovendien betekent het een ver
plaatsing van de moeilijkheid. De vrees bestaat namelijk dat het col
lege, als er iemand moet aftreden, op een gegeven moment niet de
moed zal hebben om tegen sommige leden te zeggen dat het ze niet
opnieuw zal voordragen en dat het andere mensen wil hebben. Ook als
er een rooster van aftreden moet worden gemaakt - en dat is niet zo
moeilijk, dat is een kwestie van namen schrijven - zal men toch een
keuze moeten doen wie als eerste, als tweede en als derde aftreedt en
dat is ook een keuze, dus de moeilijkheid wordt alleen maar verplaatst.
De heer America heeft gezegd dat het voor een nieuw raadslid
toch wel moeilijk is op een dag zoveel zaken te moeten beoordelen.
Het kan zijn dat men als nieuw raadslid weinig kennis heeft van de
zaken waarover men moet oordelen, maar dat is niet relevant. Dat-